Villa Laanzicht in IJsselmuiden

Tot 1957 stond aan het einde van de Burgemeester Van Engelenweg te IJsselmuiden een groot wit huis.

Tot 1957 stond aan het einde van de Burgemeester Van Engelenweg te IJsselmuiden een groot wit huis.

Tot 1957 stond aan het einde van de Burgemeester Van Engelenweg te IJsselmuiden een groot wit huis. Dit stond in de volksmond ook wel bekend als het  “Witte Huis” of  “Villa Laanzicht”. Het behoorde bij een landgoed, maar de bewuste woning werd afgebroken om plaats te maken voor een ambtswoning van de burgemeester.

De locatie was ooit eigendom van Wijnanda Lamberta Hoogenberg, weduwe van dominee Van der Upwich te Kampen. Op het bewuste perceel stond in die tijd een andere woning. Zij maakte op 1 november 1800 eigenhandig haar testament op dat ze in bewaring gaf bij naar notaris, H.R. Verhaagen, toentertijd de notaris in IJsselmuiden. Uit dit testament is op indirecte manier op te maken dat het landgoed door de familie hoofdzakelijk in de zomermaanden werd bewoond.

Gedurende de winter verbleef de familie in een woning aan de Burgwal te Kampen. Dit werd wel vaker gedaan door welgestelde families om in de zomermaanden de drukke en vaak stinkende stad met alle mensen te ontvluchtten en in te ruilen voor rust. Wijnanda laat het huis aan de Burgwal testamentair na aan P.H. van der Merwede, mits haar zoon het niet wilde bewonen. Wilde hij dat wel, diende hij Van der Merwede voor de som van 5000 Carolusguldens uit te kopen. De bezittingen in IJsselmuiden worden verder niet genoemd. Daardoor zal dit kapitale bezit vererfd zijn naar haar zoon, want hij is de verdere erfgenaam.

De familie Van der Upwich behoorde in Kampen tot de hogere stand. Ze waren zeer bemiddeld en bezaten veel grote huizen en goede connecties. Daardoor is er in de archieven veel informatie over hen terug te vinden. Gezien de namen die opduiken in relatie tot deze familie zullen contacten onder andere zijn opgedaan via de Vrijmetselaarsloge in de stad waarvan in de 18e en 19e eeuw veel belangrijke mannen uit de regio lid waren.

Wijnanda bepaalde in haar testament dat haar zoon, de belangrijkste erfgenaam, de geschreevene predicaatzien van zijn waardige vader in goeden agt te neemen en behoorlijke zorg voor derzelver bewaaring te willen dragen. Ook was het de testatrices serieuse wille dat niets van haar bezit openbaar en publiekelijk zoul worden verkocht.
In 1810 werd, nadat Wijnanda was overleden, het testament geopend en alles wat ze eigenhandig had geschreven en gewenst, ten uitvoer gebracht.