PRONKSTUKKEN | Water in de polder

In 1936 werd een gedicht van Hendrik Marsman gepubliceerd, waarin de dichter het Nederlandse landschap beschreef en de strijd tegen het water. In het jaar 2000 werd dit gedicht in Nederland uitgeroepen tot ‘Gedicht van de Eeuw’.

De laatste regels luiden: “…en in alle gewesten wordt de stem van het water, met zijn eeuwige rampen, gevreesd en gehoord’.

Watersnoodrampen

De gebieden rondom de Zuiderzee hebben zeer veel te maken gehad met grootse overstromingen en rampen en helaas weet ook de stad Kampen en de omliggende regio een hoofdstuk aan dit verhaal toe te voegen. Hierbij kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan de watersnoodrampen van 1926, 1916 en 1825, maar het gaat nog verder teug. Ook kan gedacht worden aan de watersnoodrampen van 1776 en het jaar daar nog voor, 1775.

In 1775 was er van 14 op 15 november een stormvloed waarbij de eilanden en de oostkust van de Zuiderzee werd geteisterd. Water werd de kust opgezweept en stukken land werden weg geslagen. Dijken braken door. Zo ontstonden de Belter- en de Beulakerwijde. Ongeveer 300 mensen verloren het leven en ook de veestapel werd zwaar getroffen.

De gevolgen bleven jaren na dato nog voelbaar. Er waren niet alleen grote verhalen, zoals die van een driemaster, die over het eiland Schokland was gedreven en was gestrand bij de ‘Swartendyk’ bij Kampen. Op Emmeloord was zo veel grond weg geslagen, waardoor er voor de ‘koebeesten’ geen hooi meer was. Dat zou nu voor ongeveer 1200 gulden moeten worden ingekocht. Geld, dat er niet was… Veel arme mensen leefden in die tijd al door schulden van de hand in de tand. De watersnoodramp maakte deze problemen alleen maar groter.

De herinneringen aan deze grote rampen zijn vervaagd. Het is ‘oude’ geschiedenis geworden en de herinneringen in het collectieve geheugen aan een watersnoodramp gaan tegenwoordig terug naar die, van 1953. In het Stadsarchief Kampen worden echter getuigenissen aan de watersnoodrampen in deze regio bewaard in de vorm van verslagen en prenten. Een van de gravures laat op een indringende wijze zien wat er in die dagen heeft voltrokken en dat laat weinig aan de fantasie over: huizen verdwijnen onder water, mannen en vrouwen houden hun kinderen stevig vast en huisraad drijft in het kolkende water terwijl het kostbare vee in allerijl in kleine zeilscheepjes is geladen. Alles ging zo snel, dat er voor verdere maatregelen amper tijd en gelegenheid was. Op 17 november 1775 stond de hele stad onderwater.

Ongeveer een jaar later, van 20 op 21 november 1776 vertrok zich een vergelijkbare ramp. Steden als Kampen, Hasselt, Zwartsluis en Genemuiden werden geheel overstroomd. En dit, terwijl men nog niet eens financieel en geestelijk was hersteld van de eerste ramp…

De Leeuwarder Courant van 1 december 1776 wist te melden dat ‘(…) gansch Mastenbroek en de Koekoek (…) gansch en al onder geloopen. In Mastenbroek is het water op zommige plaatsen tot an de toppen der huizen geweest: die in de Koekoek zyn op zes na weg, alsmede byna alle de Turf’.

Onbewust had namelijk de mens ook het water vrij spel in het gebied gegeven door er turf te steken, dat in die dagen gebruikt werd als brandstof. Daar, waar ook veen en land was geweest was door de turfafgravingen plassen water ontstaan.