De beul

Voor het voltrekken van lijfstraffen zijn nog net de stille getuigen te zien: de beulszwaarden, netjes in een kast in de Schepenzaal.

Voor het voltrekken van lijfstraffen zijn nog net de stille getuigen te zien: de beulszwaarden, netjes in een kast in de Schepenzaal.

De Schepenzaal is één van de bekende locaties in de stad Kampen. Hier kwamen de Schepenen en Raden van de stad Kampen om te vergaderen over aangelegenheden die de stad aangingen en werd er recht gesproken. Dat waren essentiële onderdelen van het stadsrecht. Ook het uitvoeren van de doodstraf hoorde hierbij.

Kampen heeft meerdere scherprechters in dienst gehad. In de volksmond worden zij gewoon beul genoemd. Al in de eerste helft van de vijftiende eeuw worden in Kampen scherprechters benoemd en het is vrijwel zeker dat ook in de tijden daarvoor beulen in de stad werkzaam waren.

Een beul was belast met o.a. het voltrekken van vonnissen. Vaak waren dat dus lijfstraffen, zoals geselen, brandmerken, afhakken van lichaamsdelen en in zeer ernstige gevallen onthoofden, ophangen of op het rad brengen van een misdadiger. Op de foto zijn van deze lijfstraffen nog net de stille getuigen te zien: de beulszwaarden die netjes in een kast in de Schepenzaal werden bewaard.

Sommige mensen mochten niet onderworpen worden aan lijfstraffen, zoals mensen die ouder dan 80 jaar waren of jonger dan 13 jaar, mensen die behoorden tot de ridderschap (de adel) en doctoren in de medicijnen en rechten die een openbaar ambt bekleedden. Ook voor ter dood veroordeelde vrouwen werd wel eens een uitzondering gemaakt: zij werden in een zak genaaid en in het water gegooid zodat zij verdronken.

De steeds zeer talrijke toeschouwers wensten van de beul vakwerk te zien op het schavot: het hoofd moest met één slag gescheiden worden van het lichaam, anders deugde de man niet voor zijn beroep. In het dagelijks leven droeg de beul herkenbare kleding. Hij werd gehaat en gevreesd. Het stadsbestuur nam speciale maatregelen om te voorkomen dat burgers wraak op hem namen. Vaak was het zo dat eigenlijk niemand de beul als buurman wilde hebben. Daarom woonde hij vaak op een wat afgezonderde plaats bij de stadsmuur. Hij diende zich in het dagelijks leven bescheiden op te stellen.

De beul was natuurlijk niet dagelijks bezig met het afbeulen van mensen. Hij verdiende er dan bijvoorbeeld wat bij door ervoor te zorgen dat de burgerij straten e steigers schoon hield, zoals scherprechter Goessen Jansz die in 1437 werd benoemd. Opvolger Johan Poekesnider kreeg ook tot taak loslopende honden dood te slaan en Joris van Sanct Truyen moest vanaf 1465 ervoor zorgen dat niemand in de straten met karren en wagens te hard reed.

Veel beulen waren echter naast hun functie als scherprechter ook nog ledezetter: een bottendokter of genezer. Hij bezat namelijk veel anatomische kennis van mensen.