00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
00001   Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inleiding
Inrichting van het stedelijk bestuur vóór 1519
Inrichting van het stedelijk bestuur 1519-1580
Inrichting van het stedelijk bestuur na 1580
Geschiedenis van het archief en inventarisatie
Afkortingen
Bijlagen
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden
Inventaris
1 Stukken van algemene aard
2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
399 Eepe Hollensz., Reyner Vreese van Volga, Arent Vreese uyt Groningerland, Hans uyt die Lemmer, die enige burgers van Campen op de Zuiderzee beschadigd hebben en te Campen in gevangenschap zijn geraakt, worden op verzoek van de hertog van Gelre losgelaten en doen oervede aan de stad. i
400 Hermannus Zelle, clericus Traiectensis, notarius, geeft ten overstaan van Otto Stegheman, Johan de Goede en Bernard Jacobsz. verslag van het verhandelde in de raadsvergadering van Campen, toen een bode van Mr, Jan van Wemeldinge, deken van de St. Gudulakerk te Brussel en conservator van de rechten der Leuvense universiteit, in naam van Henrick Rijnvisch betaling van een lijfrente van 20 gulden met de onkosten kwam eisen, waarop Johan Kruse namens de raad geantwoord heeft, dat de rente gereed lag, maar dat de onkosten niet betaald zouden worden. i
00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inventaris
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
400
Hermannus Zelle, clericus Traiectensis, notarius, geeft ten overstaan van Otto Stegheman, Johan de Goede en Bernard Jacobsz. verslag van het verhandelde in de raadsvergadering van Campen, toen een bode van Mr, Jan van Wemeldinge, deken van de St. Gudulakerk te Brussel en conservator van de rechten der Leuvense universiteit, in naam van Henrick Rijnvisch betaling van een lijfrente van 20 gulden met de onkosten kwam eisen, waarop Johan Kruse namens de raad geantwoord heeft, dat de rente gereed lag, maar dat de onkosten niet betaald zouden worden.
Datering:
1517, 30 maart
NB:
Met notarismerk.
reg. ch. en b. nr. 1404..
Zie ook:

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 15-03-2018
1 gedigitaliseerd
totaal 2 bestanden
401 Philips van Bourgoengien, elect en confirmaat van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raden en gemene burger van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
402 Philips van Bourgoengien, elect en confirmaat van Utrecht, belooft geen kastelein of ambtman op Vollenhove te zullen zetten voor deze de drie steden de gewone verzekering heeft gedaan. i
403 Philips van Bourgoengien, bisschop van Utrecht, belooft de privileges van Deventer, Campen en Zwolle betreffende de sloten Arckensteyn, Holten, Diepenheim, Coeverden, Kuenre en Vollenhoe, alsmede de privileges van ridderen, knechten en van de steden Groeningen. Aldenseel en andere steden van het Oversticht, alsook de landrechten van Salland, Vollenhoe en Twenthe, te zullen handhaven. i
404 Officiaal, proost en aartsdiaken van St. Lebuïnuskerk te Deventer, gelasten de priester, klerken, notarissen enz. te Campen, om binnen vier dagen na heden indien het een rechtsdag is, anders tegen de volgende rechtsdag, voor hen te Deventer te dagen Bartoldus filius Nicolai, priester in Campen. i
405 Philippus de Bourgondia, episcopus Traiectensis, geeft Rutgherus zum Closs, priester en notaris, volmacht tot het opmaken van alle judiciële en niet-judiciële acten, testamenten of uiterste willen. i
406 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Lysabeth Dirixs hun burgeresse is, verzoekende haar en haar goederen onbelet te laten passeren en haar de stedelijke privileges te laten genieten. i
407 Philips van Bourgoingen, bisschop van Utrecht, verklaart met ridderschap en steden van Overijssel overeengekomen te zijn omtrent enige punten en wijzigingen in het landrecht. i
408 Philips van Bourgondië, bisschop van Utrecht, en ridderschap en steden van het Sticht aan beide zijden van de IJssel sluiten een verbond om het geweld en onrecht, dat het Sticht veelvuldig wordt aangedaan, te keren en komen een aantal punten overeen. i
409 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat zij met volmacht van de gezworen gemeente, groot en klein, en op verlangen van de gemene burgers bepaald hebben, dat de kleine gemeente gekozen zal worden door vier kiesmannen uit de gilde, vier uit de St. Anna- en vier uit de St. Jorienschutterij. De kleine gemeente zal de grote gemeente kiezen en voltallig houden. De grote gemeente zal de vrije keur van schepenen en raden hebben, in dier voege, dat op zondag na Driekoningen de grote gemeente zes en de kleine gemeente drie personen zullen aanwijzen, die negen kiesmannen uit de grote gemeente met de bonen zullen uitloten. Na de eed gedaan te hebben, zullen deze negen kiesmannen in de schepentoren worden gesloten om de keur van schepenen en raden bij meerderheid van stemmen te verrichten. Wie de verkiezing voor raad of een der beide gemeenten weigert, zal in boete vervallen. De twaalf rentmeesters uit de grote gemeente en twee kameraars uit de raad zullen de financiële administratie blijven voeren. Voorts maakt men bepalingen over het aanstellen der verschillende ambtenaren. Over de onroerende goederen en renten der stad, het heffen van belastingen en zaken waarvan oorlog of zware lasten kunnen komen, zullen raad en de beide gemeenten slechts gezamenlijk kunnen beslissen. i
410 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen met de gezworen gemeente groot en klein, verklaren aan de dragers en stelschuvers van het St. Jacobsgilde en broederschap enige hier beschreven punten en vrijheden gegeven te hebben tot wederopzegging toe. i
411 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen met de gezworen gemeente groot en klein verklaren gegeven te hebben aan de Korvemakers ten behoeve van hun gilde enige hierbeschreven punten en vrijheden. i
412 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen met de gezworen gemeente groot en klein verklaren gegeven te hebben aan de smeden de hiernabeschreven gratiën, statuten en rechten, die zullen duren tot wederopzegging toe.
N.B. De woorden "ysersmeeden, golt en silversmeeden en tynnegieter" zijn vervangen door "gemene smeeden".. i
413 Claes Kruse, schout van Campen, en Jan Glauwe, Claes ten Toorne, Dirck toe Boecop en Henrick Kuenretorff, keurnoten, oorkonden dat Geert Luyse, Arent Ghysen, Henrick Albertsz., Arent Jansz. en Herman Geerlichsz., voerlieden van IJsselmuiden, getuigd hebben, dat van de goederen, die uit Holland over het Zwartewater naar Zwolle of van het Oosten naar Zwolle en vandaar over het Zwartewater naar Holland gevoerd werden, te Campen tol geheven werd. i
414 Claes Kruse, schout van Campen, Johan ten Holte, Henrick van Diepholt, Roelof Alfferdynck en Peter Evertsz., keurnoten, oorkonden, dat Johan Luytgensz. burger van Hasselt, Arent Ghysen, van Yselmueden, Johan Claesz. en Jan Jacobsz., van Meppel, Johan Claesz. en Johan Jacobsz., potluiden van Meppel, getuigd hebben omtrent het ongeoorloofd nemen van tol door de stad Zwolle van kooplieden, die de stad niet nader kwamen dan Berckmerbrugge. i
415 Burgemeesters en raadmannen van Hamborgh oorkonden, dat Hermen Michelssoen getuigd heeft, dat hij in het vorig jaar met het schip van Gerlof Gertson een lading hamburgs bier heeft meegegeven voor Mathies van Elste te Zwolle, welke door de Camper uitleggers genomen is. Verzoekende teruggave aangezien de lading alleen aan hem toebehoort. i
416 Philippus de Burgundia, episcopus Traiectensis, verklaart gezien te hebben de pauselijke bul van 9 september 1403 (reg. nr. 161), waarbij het privilege van bisschop Frederik van 15 maart 1318 (reg. nr. 26) bevestigd wordt. Hij gebiedt de officiaal van Utrecht en wie het verder aangaat dit na te leven. i
417 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen geven vidimus van een acte van getuigenis van 7 december 1517, voorkomende in het stadboek van getuigenissen, houdende, dat Tonijs van den Grave, Dirick van Zwolle en Cornelis Jansz. onder ede verklaard hebben, dat zij hun schulden aan Geert Symonsz. te Riga betaald hebben aan zijn zuster Alyt Reaels te Campen, die daartoe gevolmachtigd was. i
418 Philips van Bourgoengien, bisschop van Utrecht, verklaart dat door toedoen en consent van de steden Deventer en Campen op het slot van Vollenhove, dat ledig stond en door de vijanden van het Sticht genomen zou kunnen worden, Borchart van Westerholt, uit het land van Munster tot ambtman is aangesteld. Belovende in het vervolg de landbrief, die het geven van ambten en sloten aan uitheemsen verbiedt, niet te zullen krenken. i
419 Philips van Bourgoengnen, bisschop van Utrecht, belooft de stad Campen schadeloos te zullen houden van zekere lastbrief, die zij bezegeld hebben ten behoeve van Johan van Schueren ter Schueren en Berent van Bevervoerde, die het landschap met 200 paarden zullen dienen om de vijand te krenken. Hij belooft middelen te zoeken, zoals schattingen op het gemene land en brandschatting op de vijand, om de ruiters te verplegen en te onderhouden. i
420 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle komen overeen, aangezien zij enige tijd met elkander en met het landschap van Overijssel in twist en tweedracht geweest zijn, om voortaan bijeen te blijven en elkander bij te staan. Deventer en Kampen beloven tevens Zwolle te zullen bijstaan in de krijg tegen de hertog van Gelre. i
421 Burgemeesters, schepenen en raad van Zwolle met de gezworen gemeente, oorkonden dat, nu de twist tussen hen en de heer van Gelre door tussenspraak van Deventer en Campen gestaakt is en gebracht zal worden voor de nieuwe heer van Utrecht, de staten van het Nedersticht, voor de steden Deventer en Campen of voor een andere onpartijdige vorst of heer, het leger voor de stad zal op¬gebroken worden en de inwoners aan lijf en goed niet gehinderd zullen worden. Belovende zich onderwijl niet met de Bourgondischen tegen de hertog van Gelre te zullen verbinden en de gevangenen op de toren behoorlijk te zullen verzorgen. i
422 Henrick, elect van Utrecht, paltsgrave by Ryn, hertoge van Beieren, bevestigt de privileges en voorrechten welke schepenen, raad en gemene burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
423 Henrick van Beyeren, elect van Utrecht, belooft geen kastelein of ambtman op Vollenhove te zetten voor deze aan de drie steden de gewone verzekering heeft gedaan. i
424 Henrick, elect van Utrecht, belooft de privileges van Deventer, Campen en Zwolle betreffende de sloten Arckensteyn, Holten, Diepenheim, Coevorden, Kuenre en Vollenhoe, alsmede de privileges van ridderen, knechten en van de steden Groeningen, Aldenzeel en andere steden van het Oversticht, alsook de landrechten van Salland, Vollenhoe en Twenthe te zullen handhaven. i
425 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op aandringen van de elect van Utrecht, dat hij de onderzaten van het land van Overijssel vrij-geleide wil verlenen tot Kerstmis 1526, zodat niemand belemmerd of gearresteerd kan worden, behalve voor zijn eigen schulden. i
426 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Coerdt Kenckell, Arendt van Holten en Henrick van Cleve, raadsheren der stad Bremen, eertijds ettelijke sommen verschoten en in jaarrenten op de stad Campen belegd hebben. Dat door zware oorlogen, veden en andere lasten deze renten niet op tijd betaald zijn geworden. Belovende voortaan jaarlijks de rente te voldoen en tevens de achterstallige renten te betalen. i
427 Floris van Egmond, graaf van Buren enz., kapitein-generaal van Z.K.M, in de Nederlanden, Georg Schenck, vrijheer van Toutenburg, stadhouder in Vriesland, Mr, Gheryt Mulart, raad en meester der requesten in de secrete en geheime raad, Mr. Joost Sasboud, ordinaris raad en Mr. Pieter van Sanct Pieter, secretaris ordinaris in Holland, handelende uit naam des keizers en Jan Mulart, rentmeester van Salland, Burchart van Westerholte, drost van Vollenhove, Lubbert Mulart, schout van Hasselt, opperste bevelhebber van Gelmuden, Jan Stellinc, kastelein te Kuynre, Gheryt Kryt en Henrick Plaetman, raadslieden van Deventer, met Henrick ter Spille, stadssecretaris, Lubbert van Hattem, Geryt Borchartsz., Jan van der Vecht en Tyman van der Veen, raadslieden van Campen, met Jan Breda, stadssecretaris, Jan van Herwaerden, raadsman van Zwolle, met Wernerus Puffelinck, stadssecretaris, handelende namens ridderschap en steden van Overijssel, komen enige artikelen overeen, aangaande de aanname van Keizer Karel V tot landheer van het Oversticht. i
428 George Schenck, vrijheer van Toutenburg, stadhouder van Vriesland en Overijssel, Johan van Twickelo, drost van Twente, Johan Mulart, rentmeester van Salland, Johan van Ittersum, drost van Ysselmuiden, Lubbert Mulart, schout van Hasselt, overste bevelhebber van Genemuiden, Geert van Tye, Elbert Schele, Wolter van Covorden, vanwege de ridderschap van Salland en Twente, Gerryt Kryt, Henrick Plaetman, Derick van Bruusveld, Engber van Doetigem, gedeputeerden van Deventer, Lubbert van Hattem, Gerryt Borgertsz., Jan van der Vecht, Claes Kroeser, gedeputeerden van Campen, Johan van Herwerden, Johan van den Marss, Rutger Hermesz. en Henrick Mulart, gedeputeerden van Zwolle, oorkonden, dat gedeputeerden van ridderschap en steden, overeenkomstig het tractaat van 7 januari 1528, door de keizer geratificeerd op 21 februari 1528, in handen van George Schenck de eed van hulde en trouw hebben afgelegd en dat deze in naam des keizers gezworen heeft de privileges te zullen handhaven en de ingezetenen te beschermen. i
429 George Schenck van Toutenburg, stadhouder van Vriesland en Overijssel, geeft vidimus van de acte van keizer Karel V van 21 februari 1528, waarbij deze het tractaat van 7 januari 1528 bevestigt. i
430 Burgemeesters, schepenen en raad, gemeente groot en klein, burgers en onderzaten van Campen doen in handen van George Schenck van Toutenburg de eed van hulde en trouw aan de keizer en deze doet wederkerig in naam des keizers de eed van trouw aan de privileges. i
431 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen geven aan koningen, prinsen, hertogen enz. te kennen, dat Hermen Kystemaecker en Wylhem van Hengelen, kooplieden van Campen, verklaard hebben, dat het schip, bevaren door schipper Reyner Claesz. van Dreenhuysen, hen alleen toebehoort, verzoekende hen in de privileges van de Hanze te doen delen en hun vrij geleide te geven. i
432 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van de steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Claas Brouwer, een obligatie van 25 gouden rijnsgulden. i
433 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing der schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Boldewijn van Keuhem, een obligatie van 10 goudgulden. i
434 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Claas Dagge, een obligatie van 5 goudgulden. i
435 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, aan Arent ten Holte en Henrick van Cleve verkocht te hebben, een obligatie van 47 gouden rijnse gulden en 1 oort. i
436 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Jurien Mekeler, een obligatie van 100 gouden rijnsgulden. i
437 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Ludolf van den Cloester, een obligatie van 10 gouden rijnsgulden en 1½ oort. i
438 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden waarin zij gevallen zijn, verkocht te hebben aan Goyken van Meesfeld, een obligatie van 3½ gouden rijnsgulden. i
439 Paus Clemens VII geeft burgemeesters, schepenen en raad van Campen toestemming de vicarie op het altaar van St. Maria Magdalena in de kapel van St. Katharina, gelegen in de nabijheid van de stad buiten de muren, waarvan zij collatoren zijn en die bediend wordt door Bartholdus de Bremen, te verenigen met de parochiale kerk en gelast uitvoering van dit besluit, in weerwil van tegenstand, ook van deken en kapittel van Deventer, des noods met inroeping van de wereldlijke arm. i
440 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Hermen Kerckhoff en zijn zoon Dirick Kerckhoff hun burgers zijn, die in grote nood en gevangenschap een bedevaart beloofd hebben naar het H. Sacrament te Sternenberch en te Wilsnacke. Verzoekende allen hen ongehinderd te laten passeren en hun bedevaart met aalmoes bidden te laten volbrengen. i
441 Hieronimus, episcopus Wigornensis enz., geeft ten overstaan van Antonius Rogier, clericus, archivi romanorum curie scripto, vidimus van de bul van Paus Clemens VII van 7 februarii 1531 (reg. nr. 439). i
442 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Anna Brantz, een obligatie van 5 goudgulden. i
443 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Reyner van Coelenberch, een obligatie van 7 gouden rijnsgulden. i
444 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Claes, graaf van Tekenenborch, een obligatie van 100 gouden rijnsgulden. i
445 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Hans Kallia, een obligatie van 8 gouden rijnsgulden. i
446 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Mekeler te Antwerpen, een obligatie van 87 gouden rijnsgulden. i
447 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Arent van Holten, een obligatie van 41 gouden rijnsgulden. i
448 Bruyn van Langen, richter to Kedinghen, oorkondt, dat voor hem en Gert Scholt en Jan ter Theyr, keurnoten, Egbert Wissinck en Gert ter Daelwyck namens de gemene buren en huisluiden van Hericke verkocht hebben aan de stad Campen, wegens verschoten penningen in het jaar 1510 tijdens de Gelderse oorlog, een rente van 1 goudgulden en 1 oort welke de gezamenlijke buren zullen opbrengen. i
449 Bruyn van Langen, richter to Kedinghen, oorkondt, dat voor hem en Geert Scholte en Jan ten Theye, keurnoten, Egbert Wissinck en Geert te Daelwyck namens de buren en huisluiden van Hericke bekend hebben schuldig te zijn aan de stad Campen, de somma van 24 rijnsgulden min 1 oort, zijnde negentien jaren verlopen rente, belovende naast de rente van 1 goudgulden en 1 oort telken jare 2½ rijnsgulden te zullen betalen. i
450 Karel, Rooms keizer enz., verklaart op verzoek van steden en landen van Overijssel, tot aflossing van de schulden van het landschap Drenthe, verkocht te hebben aan Claes Brouwer, een obligatie van 22 goudgulden. i
451 Karel, Rooms keizer enz., gelezen hebbende de bul van Paus Clemens VII van 7 februarii 1531 (reg. nr. 439) en zich vergewist hebbende van de toestemming van Albertus Pighius en Arnoldus de Bremen, staat toe dat de vicarie van Maria Magdalena in de kapel van St. Katharina verenigd wordt met de parochiekerk. i
452 Prelaten, pastoren, edelen, heerschappen, eigenerfden en gemene ingezetenen van Westerland, burgemeesters, schepenen en raden van Franeker, Schneeck, Bolswaerd en Harlingen in Westerland en burgemeesters, schepenen en raden van Leuwerden, Dockum in Oosterland, verklaren dat tussen hen en de stad Campen een geschil is geweest over de tol, die zij van bisschop Frederik van Blankenheim in pacht hebben ontvangen, waarover de onderhandelingen vruchteloos bleven. Dat echter door bemiddeling van stadhouder Schenck van Toutenburg een nieuwe dagvaart belegd is, waarbij de gemachtigden hem de uitspraak opdroegen, waarop hij de hierbeschreven artikelen en een toltarief heeft vastgesteld. i
453 Claes Wytte, schulte binnen Campen en op Campervene, oorkondt, dat voor hem en Claes Kruse en Henrick van Wilsem, gerichtsluden, Jacob van Graes met Guede zijn vrouw, Arent Woltersz. met Mette zijn vrouw en Beert Egbertsz. met Lubbe Wolters zijn vrouw verkocht hebben aan Gheert Loese en Johan van der Vecht, cameraars van Campen, een erve en goed, zijnde 12 akkers breed, gelegen te Camperveen op het veerstal van de Enck, belend ten Z. Evert Pennynck, ten N. de Noertwendinge, strekkende van de nye wetering ten W. tot in de Enck ten O., uit welk erve gaan 2 mudden rogge voor de H. Geest te Campen en 2 heren pond voor de kerk te Camperveen. i
454 Jacob Jansz., schout van Graft (Grafhorst), oorkondt, dat voor hem en Pieter Jansz., Jan Dyricksz., Jacob Jansz., Dyrck Jacopsz. en Albert Claesz., schepenen, Gerryt Jansz. verklaard heeft van de stad Campen voor tien jaren gepacht te hebben het vierendeel van het Raes tegen 3 heren pond en 1 oort per morgen, waarvoor hij tot onderpand stelt een stuk land, geheten Jan Pyetselen, belend ten Z. Cornelis Heertgen's land, ten N. Garbrant Heertgen's land. i
455 Claes Wytte, scoldt toe Campen en up Campervene, oorkondt, dat voor hem en Jacob van Appelen en Henrick Egbertsz., keurnoten, Egbert Herbertsz. en Gerryt Dyerman, kerkmeesters te Camperveen, bekend hebben dat Johan van der Vecht en Gheert Loese, cameraars van Campen, een rente van 2 heren pond, gaande uit een erve op het veer in de Enck, belend ten Z. Evert Pennycks erfgenamen, ten N. de Noertwendynge, strekkende van de nye wetering ten W. tot in de Enck ten O., hebben afgelost. i
456 Jacop Jansz., schout van Graft (Grafhorst), oorkondt, dat voor hem en Piet Janz., Jan Dyrcksz., Jacop Jansz., Dyrck Jacopsz. en Allert Claesz., schepenen, Maerten Dyrcksz. en Jan Jansz. verklaard hebben van de stad Campen gepacht te hebben de Rudehoep, groot 31½ morgen 1 hont, voor 10 jaar a 2½ heren pond per morgen, waarvoor Maerten Dyrcksz. tot onderpand stelt een maat land, gelegen in het meer, belend ten O. Mr. Gherts Meer. Jan Jansz. stelt tot onderpand twee maten land in „dat Aflatant Joest", belend ten O. Schoutenland, ten W. Symon Bloecker. i
457 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Heyne Brant hun burger is, verzoekende hem en zijn koopmansgoederen vrij te laten passeren en hem de stedelijke privileges te doen genieten. i
458 De officiaal van Utrecht geeft ten overstaan van notaris Sandrus van Bommel vidimus van de acte van bisschop Johan van Arkel van 6 mei 1352 (reg. nr. 65). i
458.2 Hugo, bisschop van Calcedon, suffragaan van de bisschop van Kamerijk, geeft vidimus van de brief van Petrus Virstius, bisschop van Aquino, nuntius van de paus voor Duitsland, Brabant, Vlaanderen enz. van nono cal. Oct. 1537, omtrent de broederschap der Zeven Weeën, door Philip koning van Kastilië, vader van keizer Karel V, voordat hij koning en nog aartshertog van Oostenrijk en hertog van Bourgondië was, gesticht, en omtrent de aflaat van veertig dagen ten behoeve van hen, die zich in enig opzicht omtrent deze broederschap verdienstelijk maken, en maakt den inhoud bekend, opdat men daaraan deelneme.
459 Burgemeesters en raadmannen van Hamburg oorkonden ten behoeve van die van Dorthmunde, dat Hans Godtschalck en Hans Trurenicht, burgers van Hamburg, getuigd hebben, dat Elias en Katharina Spreen echte kinderen zijn van Helmeken Spreen en Alken zijn huisvrouw. i
460 Karel, Rooms keizer enz., verklaart ontvangen te hebben van burgemeesters, schepenen en raad van Campen de somma van 3600 ponden vlaams, tot onderhoud van de knechten, die hij in Overijssel heeft onder stadhouder Schenck, in ruil waarvoor hij een obligatie geeft van 225 ponden vlaams. i
461 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle verklaren, dat zij op 14 augustus 1538 overeengekomen zijn met Mr. Willem van Viersen, muntmeester, over het aanmunten van een zilveren penning, genaamd Jochemsdaalder, die hij maken zal op de ordonnantie en verzegeling van de stad Nijmegen. Deze daalder zal van het zelfde gewicht en waarde zijn als die, welke koning Ferdinand indertijd heeft doen slaan, te weten 10 penningen 8 grein fijn zilver, gaande 8½ min 1 engels in een Troysche mark. i
462 Hermen van Westerholte, drost van Vollenhoe, geeft bij zijn aanstelling de gewone verzekering aan de drie steden. i
463 Vicedeken en kapittel van St. Lebuïnus te Deventer, gezien heb-bende het verzoek van Tydeman van den Vene, Gerardus Loze, Henricus Kunretorf en Mr. Gerardus Morre, kameraars en gezanten van Campen, en gelezen hebbende de pauselijke brieven, staat toe, dat ter gelegenheid van de afstand van pastoor Albertus Pighius de collatie van de pastorie te Campen, welke bij toerbeurt aan het kapittel en hun turnarius behoort, voortaan bij burgemeesters en raad van Campen zal berusten. i
464 De officiaal van de proost van de St. Lebuïnus te Deventer geeft Mr. Gerard Kuynretorff en Engbert Rijnvisch, vicarissen der St. Nicolaaskerk te Campen, opdracht Andreas Fabri van Vreelant driemaal als pastoor af te kondigen en, wanneer zich geen oppositie voordoet, toe te laten.
In dorso verklaring van Melchior Pelgrini, sacellanus, dat drie afkondigingen ongehinderd zijn gedaan en verklaring van Gerhard Kuynretorff, notaris, dat Andreas Fabri op 4 januari 1542, na aflegging van de eed van gehoorzaamheid, in het bezit van de parochie is gesteld. i
465 Andreas Fabri verklaart ten overstaan van notaris Gerard Kuynretorff, dat hij de pastorie van Campen van burgemeesters en raad, als de wettige collatoren, op de beschreven voorwaarden heeft ontvangen en belooft deze aan niemand te zullen overdragen. i
466 Karel, Rooms keizer enz., verklaart, dat hij op 3 juli 1530 tot betaling der schulden van het gewest Overijssel aan Godert Ketelaer verkocht heeft een obligatie groot 175 rijnsgulden. Aangezien laatstgenoemde de steden lastig viel om betaling, staat hij de stad Campen toe 600 goudgulden tot inlossing der rente op te brengen, in ruil waarvoor hij de stad een rente van 30 goudgulden per jaar belooft, te betalen door de rentmeester van Salland. i
467 Johan van Urck en Henrick Matijsz., schepenen van Campen, oorkonden, dat Steven Brouwer en Agathe zijn huisvrouw verkocht hebben aan de stad Campen, een rente van 5 heren pond uit hun huis en erve op de Borgell bij de Peerdetoerne, belend t.e.z. Geert Schilt, t.a.z. Hermen Besseltsz's erfgenamen, strekkende van de Borgell tot achter aan zaliger Dirick Geyen erve. i
468 Claes Witte, scoldtz te Campen en op Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Johan Suere en Henrick van Dieffhold, gerichtsluden, Willem Lubbertsz. van Grafhorst, oud omtrent 70 jaar, op verzoek van Arent toe Boecop getuigd heeft, dat zijn stiefvader Luken Henricksz. gehuurd had van Boelman van Oltzende een stuk land, dat nu Egbert toe Boecop toebehoort, gelegen naast het stadsland van Campen. Dat vroeger dit land en het stadsland door afzonderlijke dijken beschermd werden, maar dat omtrent "de groete duertijdt" de meier Boelman van Oltzende en de meier van de stad Campen de dijken hebben verenigd. i
469 Claes Witte, scoldtz te Campen en op Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Henrick Hudde en Johan Vene Tymansz., gerichtsluden, Berent Barckman, huisman te Grafhorst, op verzoek van Arent toe Boecop getuigd heeft omtrent een kadijk, welke Boelman van Holtsende en de stad Campen gezamenlijk over hun landen hebben laten maken. i
470 Johannes Kuenretorff, priester, zoon van Henrick Kuenretorff, burgemeester van Campen, machtigt ten overstaan van notaris Engelbertus Rijnvisch enige personen, met name Herman ter Koer, kanunnik, en Gotfridus van den Bushuizen, vicarius der kollegiale kerk van St. Walburgis te Zutphen, Mr, Wilhelmus Lippinck, vicarius te Deventer, en Nicolaas Verheyden en Jacobus Helm, secretarissen van Deventer, om in zijn naam bezit te nemen van een kanunnikplaats en praebende in de kerk van St. Walburgis te Zutphen. i
470.1 Karel, Rooms keizer enz., geeft vidimus van het tractaat van 7 januari 1528, waarbij Overijssel zich onder hem en zijn opvolgers heeft begeven, alsmede van de acte van 21 februari 1528, waarbij hij dit tractaat geratificeerd en geconfirmeerd heeft. Hij doet zulks op verzoek van ridderschap en steden, die begeren dat in elk kwartier en elke stad een bezegeld exemplaar berust, daar van de grosse slechts één exemplaar geëxpedieerd is. (Zie reg. nrs. 427-429).
472 Karel, Rooms keizer enz., geeft vidimus van het tractaat van 7 januari 1528, waarbij Overijssel zich onder hem en zijn opvolgers heeft begeven, alsmede van de acte van 21 februari 1528, waarbij hij dit tractaat geratificeerd en geconfirmeerd heeft. Hij doet zulks op verzoek van ridderschap en steden, die begeren dat in elk kwartier en elke stad een bezegeld exemplaar berust, daar van de grosse slechts één exemplaar geëxpedieerd is. (Zie reg. nrs. 427-429). i
471 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle verklaren uit kracht van hun muntprivilege opgedragen te hebben aan Mr. Willem van Viersen, muntmeester, te slaan een gouden penning of gulden, vertonende aan de ene zijde de rijksappel en aan de andere zijde de wapens van de drie steden, ter waarde van 22 brabantse of hollandse stuivers - zoals de franse sonnenkronen en de nieuwe sonnenkronen, die op bevel van de keizer geslagen worden, goed zijn voor 38 stuivers brabants -, zodat dus 38 van deze guldens gelijk zullen zijn aan 22 sonnenkronen en 1/76 troysche mark zullen wegen of 13 karaat goud + 1 engels. Voorts zal de muntmeester maken een dubbele gosler, waarvan er 21 in de nieuwe goudgulden zullen gaan, enkele goslers, butkens, plakken en halve plakken, naar de ordonnantie van 7 september 1534. i
473 Burgemeesters, schepenen en raad van Hasselt geven op verzoek van Egbert ten Bussche, raad, en Geert Hermansz., secretaris van Campen, vidimus van het muntprivilege van 4 april 1397 (reg, nr. 146). i
474 De officiaal van St. Lebuïnus te Deventer geeft vidimus van het muntprivilege van 4 april 1397 (reg. nr. 146). i
475 Gemene ridderschap en gedeputeerden van de steden Deventer, Campen en Zwolle, alsmede de kleine steden, representerende de Staten van Overijssel, zweren, dat zij na het overlijden van Z.K.M, trouw zullen zijn aan Philips, prins van Spanje. i
476 Philips, prins van Spanje enz., oorkondt op verzoek van burgemeesters, schepenen, raad en gezworen gemeente van Campen, dat zij hem als hun toekomstige erfheer en landvorst gehuldigd hebben en transsumeert de eed, die gedeputeerden van Campen hem gedaan hebben, alsmede de eed, die eerst in het Nederduits is voorgelezen en vervolgens door hem in het Latijn is afgelegd. i
477 Egbert toe Boecop verklaart verkocht te hebben aan joffer Lyzebet Voerens salige Loedewich Vorens weduwe, 7½ goudgulden uit zijn land tegens Graffers oever genaemd Den Brynck. i
478 Jacob Joncker, schout van IJsselmuiden en Grafhorst, oorkondt, dat voor hem en Dirck Jansz. en Brant Borchertsz., gerichtsluden, Dirck Dircksz., oud omtrent 46 jaar, op verzoek van Eernst van Ysselmuyden en Mr. Godtschalck ten Indick, gedeputeerden van Campen, getuigenis der waarheid geeft omtrent des heeren stall genaamd Coxkens thoom, die hij 32 jaar lang bevist heeft en hem verhuurd was voor 50 span of schutten en niet meer. i
479 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Grafhorst oorkonden, dat op verzoek van Eernst van Isselmuyden en Mr. Godtschalck ten Indick, gedeputeerden van Campen, Eernst Jansz., oud omtrent 70 jaar, Lambert Reynersz., oud omtrent 60 jaar, Jan Hermensz., oud over 50 jaren, Brant Borchertsz., oud over 40 jaren, Hermen Berentsz., oud omtrent 38 jaar, en Hermen Henricksz., oud omtrent 33 jaar, getuigd hebben, dat op Coxkgens thoom nooit meer dan 50 schutten hebben gestaan. i
480 Johan Sloet, aangesteld zijnde tot drost van Vollenhoe, doet aan de drie steden de gewone verzekering bij het aanvaarden van zijn ambt. i
481 Johann Wesselinck, doctor en richter in de stad Munsther, verklaart, dat voor de gerichtscommissaris Hinrich Bispinck en Johan Schenckell en Johan van Asscheberg, standgenoten des gerichts, Lubbe Cornelis, vrouw van Cornelis Gerszons, burger van Campen, bekend heeft schuldig te zijn aan Johan Tegeder, burger te Munster en Anne zijn vrouw, de somma van 31½ daler, waarvoor Philips Kerckerink, kanunnik van St. Maarten, en Frans Woeste, burger van Munster, zich borg hebben gesteld. i
482 Georgius d'Egmont, episcopus Traiectensis, machtigt de kapelaans en rectoren van het H. Geest Gasthuis te Campen om misdadige geestelijken binnen de palen van de stad te vangen en over te leveren aan de kastelein te Utrecht, desnoods met behulp van de wereldlijke arm, behoudende voor zich de compositie dezer delicten. i
483 Burgemeesters en raadmannen van Riga oorkonden, dat Hans van Werden zijn oom Luloff Janszen, burger te Campen, gemachtigd heeft hetgene dat hem toekomt uit de erfenis van zijn vader Peter van Werden en zijn grootvader Sybrant van Werden in ontvangst te nemen. i
484 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle verklaren Balthazar Wynkens tot hun muntmeester genomen te hebben op voorwaarde, dat hij noch de zijnen enige verbintenis zullen onderhouden met Jasper Vleminck of de zijnen; dat deze Jasper Vleminck, noch de zijnen, noch iemand anders enig profijt van de munt der drie steden zullen trekken; dat hij een hele en een halve Jochemsdaalder, alsmede een dubbele en enkele gosler en een butken zal maken volgens de ordonnantie van 5 september 1534. i
485 Karel, Rooms keizer enz., verklaart ontvangen te hebben van burgemeesters, schepenen, raad en gezworen gemeente van Campen de somma van 3000 gouden rijnsgulden, waarvoor hij een obligatie geeft van 177 gouden rijnsgulden, te betalen uit zijn landen te Kuinre en Blankenham. i
486 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen met de gemeente groot en klein, in aanmerking nemende dat eertijds ter bescherming van de stad de St. Georgien schutterij is opgericht, die door de verandering der tijden bijna verdwenen is, richten een nieuwe schutterij op onder de naam van St. George, waarvoor zij een ordonnantie laten volgen. i
487 Ernst van Isselmuden, Egbert ten Busch, Herman Kruyse en Mr. Herman van der Vecht, gedeputeerden van Campen, gaan een overeenkomst aan met Roberth van Lynth, gedeputeerde van Karel Schenck, heer te Tautenburgh, heer te Wedde, Westerwoldingherland en Bellingwolt, over de levering van 4 stukken geschut aan de stad voor 1085 gulden en 16 stuivers brabants, tot betaling waarvan de stad enige renten ten laste van de heer van Tautenburg, namelijk 7½ goudgulden te beuren door Jurgen van Haersolte, 13 goudgulden en 3 oert door Henrick Mathiesen, 12 goudgulden door Herman van Assendorp en 12 goudgulden door Valencijn Munther, heeft afgelost. i
488 Gemene ridderschap van Overijssel en gedeputeerden van de steden Deventer, Campen en Zwolle, representerende de Staten van Overijssel, alsmede gedeputeerden der kleine steden, ontslaan Keizer Karel V van zijn eed aan het landschap gedaan en beloven trouw aan koning Philips. i
489 Johan van Ligne, graaf van Aremberg enz., ontslaat in naam van koning Philips ridderschap en steden van Overijssel van hun eed van trouw aan keizer Karel V en doet in naam des konings de eed van trouw aan de privileges en rechten van het landschap, waarop ridderschap en steden hulde doen aan koning Philips. i
490 Johan van Ligne, graaf van Aremberg enz., ontslaat in naam van koning Philips ridderschap en steden van Overijssel van hun eed van trouw aan keizer Karel V en zweert de privileges en rechten van de stad Campen naar het tractaat van 1528 te zullen bewaren, waarop burgemeesters, schepenen en raad van Campen in zijn handen hulde doen aan koning Philips. i
491 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle oorkonden, dat zij een overeenkomst gesloten hebben met Balthasar Wynkens over het aanmaken van een gouden Carolusgulden, waarvan er 75 uit een mark Troys zullen gaan. i
491-1 Jacobus Cunretorff, licentiaat in beide rechten, kanunnik van St. Salvator te Utrecht, verklaart ten overstaan van notaris Timannus Hermanni de pastorie van Kampen van schepenen en raden van die stad te hebben ontvangen. i
491-2 Jacobus Cunretorff, licentiaat in beide rechten, kanunnik van St. Salvator te Utrecht, door schepenen en raden van Kampen aan het kapittel van St. Lebuïnus te Deventer voorgedragen als pastoor van Kampen, machtigt ten overstaan van notaris Henricus van Heerde Wilhelmus Lippinck en Al[...]tus Somerhuis, vicarissen van St. Lebuïnus te Deventer, alsmede Timannus Hermanni, priester van de St. Nicolaaskerk te Kampen, om in zijn naam de pastorie van Kampen aan te nemen. i
491-3 Het kapittel van St. Lebuïnus te Deventer benoemt en institueert Jacobus Cunretorff, licentiaat in beide rechten, kanunnik van St. Salvator te Utrecht, tot pastoor van Kampen. i
491-4 De notaris Timannus Hermanni geeft vidimus van de oorkonde van deken en kapittel van St. Lebuïnus van 4 november 1557. i
492 Engelbert van Ens, drost van Coevorden en Drente, belooft de drie steden, dat hij het huis te Coevorden zal bewaren op de hierbeschreven voorwaarden. i
Records 501 t/m 570
Regestenlijst van charters
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden

Kenmerken

Datering:
1251 - 1813
Omvang:
120 m.
Openbaarheid:
Ja.
Categorie:
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden