00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
00001   Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inleiding
Inrichting van het stedelijk bestuur vóór 1519
Inrichting van het stedelijk bestuur 1519-1580
Inrichting van het stedelijk bestuur na 1580
Geschiedenis van het archief en inventarisatie
Afkortingen
Bijlagen
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden
Inventaris
1 Stukken van algemene aard
2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
299 De officiaal van Utrecht geeft ten overstaan van notaris Reynerus Reynersz. Spall vidimus van de bul van Paus Pius II van 6 september 1463, waarbij de bisschop van Utrecht, de proost van Oldenzaal en de deken van Xanten bevolen worden de bepalingen omtrent de vrijstoelen of geheime gerichten toe te passen. i
300 Willem van Buckhorst, ridder, erkent, dat burgemeesters, schepenen en raad van Campen beloofd en bezegeld hebben te zullen betalen aan jonkvrouwe Swaene van Buckhorst, weduwe van zijn oom Johan van Buckhorst, een lijfrente van 275 overlandse rijnsgulden. Hij belooft hen schadeloos te zullen houden en deze rente prompt te zullen betalen, stellende zijn heerlijkheid tot onderpand voor het geval dat de stad hierom gemaand en vervolgd werd en voor hem betalen moest. i
301 David van Bourgoengien, bisschop van Utrecht, bevestigt en consenteert op verzoek van zijn raad en huismaarschalk Willem van Buckhorst diens overeenkomst van 1 juni 1470 (reg. nr. 300) met de stad Campen tot betaling van een lijfrente aan Swaene van Buckhorst, in aanwezigheid van Johan van Zulen van Natewisch, raad en dijkgraaf, en Alpher van der Horst. i
302 Wolter Stelling, Deric van der Schulenborg, Herman Hagen, Geryt van Ysselmuden, Otto van den Rutenberge, Evert van Wytmen, Deric van Voerst, Steven Kamferbeke, Johan van Ittersum en Jacob van Ittersum, gebroeders, beloven op verzoek van hun neef en zwager Willem van Buckhorst, ridder, de stad Campen schadeloos te zullen houden van de lijftocht, die zij Swaene van Buckhorst bezegeld heeft. Indien achterstand ontstond, zullen zij gezamenlijk met twee reispaarden en een knecht te Campen in een herberg in leisting gaan. i
303 Egbert Johanssoen, schulte op Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Tyman Gysbertssoen en Henric Klepel, gerichtsluden, Harbert Rennensoen en Nelle zijn wijf verkocht hebben aan burgemeesters, schepenen en raden van Campen, een stuk land in de Venemaede in het kerspel Camperveen, belend ten Z. de verkoper, ten N. de Eng en het land van de gemene erfgenamen van Camperveen daar nu ter tijd de „kae" op ligt, strekkende van de verkoper tot aan de Hogeweg, op voorwaarden dat de verkoper de dijken, wegen en weteringen zal wachten en waren, behalve de Nye wetering, die ten laste van de stad Campen komt. Voorts dat de verkoper het land pachten rentevrij zal maken. Indien de stad Campen een „mennegat" wil maken van de Hogeweg tot het voornoemde land, mag zij dit doen op haar kosten. i
304 Claes van Aller van Stoltenborch verklaart schuldig te zijn aan Johan die Gruter, burger van Campen, de somma van 149 gouden overlandse rijnsgulden, waarvoor hij te pande zet een gouden halsband met stenen en 8 zilveren schalen, met belofte de som op St. Peter ad Cathedram eerstkomende of veertien dagen daarna te zullen terugbetalen. i
305 Tzarter of scheepsbrief, houdende, dat Hilliger Vorman en Jochym Maes, burgers van Reval, en Otto Lange, koopman van de Duitse Hanze, ontvangen hebben te Reval uit de schepen van Willem van Swolle, Albert Everdesz. en Sander Johansz., een lading zout, waarvan afgerekend is. Dat genoemde kooplieden de schepen bevracht hebben met een lading teer, as, „ossemundes" en klaphout, te vervoeren naar het Swen of Welynge. i
306 Andreas Lupi, custus custodie frisie, Johannes Engberti, gardianus, Ludolphus Bruninck, lector, Menso de Vollenhoe, Johannes Vetcoper, Johannes Ommeloep, Johannes Hermanni, conventuales, Chrispianus Zegheri, cursor theologiae, Petrus de Tongre, Johannes de Maseyck, magister studii, Anthonius de Bruel, Hesselus Dockem, Mertinus Pruse en Wilhelmus Grobbe, fratres minorum te Campen, oorkonden, dat door brand hun kerk en klooster vernield en geen middelen tot herstel aanwezig zijn, tenzij zij een beter leven gingen leiden en tot reformatie van hun orde overgingen. Zij beloven aan Bartold van Wilsem, Barnaud Morre, Mr. Tyman van den Veen en Gosewinus Klenckenberg, schepenen van Campen, de reformatie van hun orde aan te nemen en zich te onderwerpen aan de jurisdictie, visitatie en correctie van de bisschop van Utrecht. i
307 Johannes Huusman, Johannes Korle en Bernardus Essing, zonen van het convent der minderbroeders te Campen, beloven ten overstaan van notaris Jacobus Bijndop en de getuigen Gossuinus de Hattem en Hermannus Kruse aan de prior en custos van de Custodie van Friesland, aan de gardiaan ,de lector en de cursor theologiae, aan de magister studii, de conventsbroeders en zonen, alsook aan Tideman van den Vene en Bartold van Wilsem, schepenen van Campen, dat zij hun leven zullen beteren, zich zullen onderwerpen aan de reformatie van de orde en zich onder de jurisdictie, visitatie, correctie en ordinatie van de bisschop van Utrecht zullen stellen. i
308 Egbert Johanssoen, schulte van Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Meyster Symen Harner en Henric Gherytsz., gerichtsluden, Gijsbert en Wolter Tymensz., gebroeders, verkocht hebben aan Albert van Tye, een rente van 3 1/2 heren pond uit hun erve en goed, gelegen te Camperveen naast de Eng, strekkende van de olde wetering tot aan de dijk, belend ten Z. Berent Zwartgen, ten N. de stad Campen. i
309 Burgemeesters en raadsmannen van Bremen geven Johan van Barn, doctor in het geestelijk recht, deken der St. Stephenskerk te Bremen, officiaal van het sticht Bremen, volmacht om als hun procurator de uitspraak van het scheidsgericht, dat op Odalricidag (4 juli) te Campen gehouden wordt over de geschillen tussen Bremen en Antwerpen, waarbij de steden Campen en Munster namens Bremen optreden, te horen en aan te nemen. i
310 Burgemeesters en raadsmannen van Reval oorkonden, dat Peter Stekelinck en Clawes Kerkrode getuigd hebben, dat Henrick Tolner, hun mederaadslid, een wettige broeder is van Eefse Tolner, die onlangs overleden is te Campen, beiden wettige kinderen van Bernd Tolner en Margriete. Verklarende, dat Henrick Tolner in zijn plaats Lambert Tolner gemachtigd heeft om de erfenis van wijlen zijn zuster in ontvangst te nemen. i
311 Steven Camferbeke, ambtman te IJsselmuiden, oorkondt, dat voor hem en Herman van Uterwyck, dycgraaf van Sallant, en Johan Mathyssoen, gerichtslieden, in de bank van Campen waar Lubbert van der Lake, schout, hem de aarde gunde, Lambert Tolner, gevolmachtigde van Henric Tolner, die een broeder was van wijlen Eefse Tolner, verkocht heeft aan Johan die Grote, de rente van 25 heren pond, welke zal. Henrick Valke en Eefse voornoemd gekocht nebben van Peter van Uterwyc uit het erve Die Esch, gelegen op het Eiland tussen Soeveningen, het stadsland van Campen en het Cloestererve van Sanct Agneten, strekkende van de Grote Ryt tot in de Yssel, volgens een richterbrief van Herman die Sure, indertijd ambtman te Ysselmuiden. i
312 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat, aangezien Mr. Ludolph van den Veen, licenciaat in de rechten en domdeken van Utrecht, met Heer Johan Proys geaccordeerd heeft in een geschil over de domdekenij, waarbij Heer Johan aan Mr. Ludolph deze domdekenij afstaat tegen een jaargeld van 300 rijnse gulden, zij heer Johan beloven bij wanbetaling de afgesproken somma te zullen voldoen, zolang een van beiden in leven is. Indien Mr. Ludolph het eerst stierf en diens opvolger de pensie verminderde, zo zullen zij gedurende Heer Johan's leven de pensie aanvullen tot 300 rijnse gulden. i
313 Schout, burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem oorkonden, dat zij verleden jaar op verzoek van Henrick Willem Floriszoon, hun poorter, vonnis hebben gewezen tegen Henrick Hermansz. van Campen wegens zeker geweld en achterwezen. Dat echter nadien Henrick Harmansz., Claes Voirtszoen van Amersfoert en Scouwekin van Doldemarckt hebben gezegd, dat Henrick Willem Floriszoen door overlegging van ondeugdelijke brieven en certificaten het vonnis verkregen zou hebben, waardoor dus de schepenen bedrogen zouden zijn. Derhalve geven zij genoemde drie personen vrij geleide om hun beschuldigingen te komen bewijzen, verzoekende de stad Campen deze personen naar Haarlem te zenden. i
314 Jacob Wolterssoen, pater, David Johanssoen, Deric Johanssoen, Claes Gerytssoen en Deric Symonssoen, broeders, en Evert Johanssoen, noviet, van het Cellebroedershuis bij de St. Nicolaespoort op de Horstweg tussen de Groenestraat ten O. en de stadsgracht, strekkende achter aan Goesen Henrixsoen, Aernt die Lop en Derick Vulresteghe, welk huis hun door Hartwich van den Vene, priester, is afgestaan, verklaren, ten overstaan van notaris Jacobus Bijndop, met burgemeesters, schepenen en raden enige artikelen en punten overeengekomen te zijn, zoals die in de hier gevidimeerde nederduitse acte van dezelfde datum zijn vastgelegd. i
315 Het gemene kapittel verklaart zich accoord met bovenstaande overeenkomst. i
316 Paus Sixtus IV geeft aan de abten van Dickeningen en Oostbroek kennis, dat de kerk van de minderbroeders te Campen door hun eigen zorgeloosheid is verbrand en dat zij, opdat de stad Campen de kerk herbouwen zou, beloofd hadden zich aan de regel der Observantie te onderwerpen, maar toen de fundamenten van kerk en huis gelegd waren, weigerden zij hun belofte na te komen, waaruit ongeregeldheden ontstonden en nog meerdere te vrezen waren, terwijl de kerk niet voltooid werd en de broeders in een tent op een draagbaar altaar diensten hielden. Op verzoek van de bisschop en de stad beveelt hij genoemde abten een onderzoek in te stellen, de broeders indien nodig te verplaatsen of te straffen en een hervorming in hoofd en leden tot stand te brengen. i
00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inventaris
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
316
Paus Sixtus IV geeft aan de abten van Dickeningen en Oostbroek kennis, dat de kerk van de minderbroeders te Campen door hun eigen zorgeloosheid is verbrand en dat zij, opdat de stad Campen de kerk herbouwen zou, beloofd hadden zich aan de regel der Observantie te onderwerpen, maar toen de fundamenten van kerk en huis gelegd waren, weigerden zij hun belofte na te komen, waaruit ongeregeldheden ontstonden en nog meerdere te vrezen waren, terwijl de kerk niet voltooid werd en de broeders in een tent op een draagbaar altaar diensten hielden. Op verzoek van de bisschop en de stad beveelt hij genoemde abten een onderzoek in te stellen, de broeders indien nodig te verplaatsen of te straffen en een hervorming in hoofd en leden tot stand te brengen.
Datering:
1477, 29 oktober
NB:
Met loden zegel.
reg. ch. en b. nr. 787..
Zie ook:

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 15-03-2018
1 gedigitaliseerd
totaal 4 bestanden
317 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen geven Ludolf van Vene, licentiaat in de beide rechten, en Jacobus Byndop, secretaris der stad, volmacht om bij de koning van Frankrijk, het parlement te Parijs, of bij een andere rechter te bewerken, dat hun burgers Johannes de Wilde en Henric van Bremen, die met vijf hunner onderhorigen door enige lieden van Dieppe met hun goederen genomen en gevangen gehouden worden, ontslagen worden. Met verklaring, dat de twee genomen schepen aan die van de Duitse Hanze behoren en aan niemand van buiten de Hanze goederen in hebben. i
318 Hermannus de Langhen, licentiaat en deken te Munster, rechter en conservator van de rechten en privileges van de broeders en zusters van de derde orde van St. Franciscus, geeft vidimus van de bul van Paus Sixtus IV van 17 kal. novembris 1477, waarbij hij en de dekens van St. Severinus en Andreas te Keulen opdracht krijgen, naar aanleiding van de klachten dat de orde onrecht wordt aangedaan door geestelijke en wereldlijke overheden, stappen te doen. Daar hij door andere werkzaamheden verhinderd is, geeft hij Everhardus Soudenbalch, proost van St. Servatius en kanunnik van St. Martinus te Utrecht, volmacht om in zijn naam te handelen. i
319 Loys, koning van Frankrijk, geeft aan Mr. Ludolph de Vene, licentiaat, en Jaques Byndop, secretaris van de stad Campen van de Hanze in Duitsland, vrijgeleide om met hun gezelschap van acht personen en evenveel paarden of minder, te komen, gaan en verblijven waar zij willen en gebiedt zijn ambtenaren hen te helpen. i
320 Loys, koning van Frankrijk, doet mededeling aan de admiraal van Frankrijk of zijn luitenant „à la table de mabre à Paris", dat hij een klacht heeft ontvangen van Johan de Wilde en Henrick van Bremen, burgers van de stad Campen van de Duitse Hanze, houdende, dat enige burgers van Dieppe hen gedurende de vrede met de Hanze gevangen hebben genomen en al negen maanden in hechtenis houden. Hij gebiedt een onderzoek in te stellen en indien mocht blijken, dat dit tegen het tractaat met de Hanze geschied is, hen en hun goederen terstond te ontslaan. i
321 Thomas Trentey, sergent te Dieppe, geeft aan de graaf de Rouseillon, sieur de Vallongues en Dusson, admiraal van Frankrijk, kennis dat hij op zijn bevel enige schippers en inwoners van Dieppe geciteerd heeft voor de admiraal te verschijnen. i
322 Pierre Fretel, licentiaat, advocaat bij het parlement, luitenant-generaal van de admiraal van Frankrijk, oorkondt, dat de burgers van Dieppe bij de op handen zijnde landing van de vijand verscheidene schepen van Hollanders en Zeeuwen hebben onderschept, die proviand en goederen aan de Vlamingen brachten. Onder deze schepen waren die van Johan de Wilde en Henric van Bremen, die verklaarden van Utrecht te zijn, terwijl ook gedurende het verhoor en het arrest niet gebleken was dat zij van Campen waren. Nu is aangetoond, dat zij Campers zijn en dus onder het tractaat vallen, zullen zij en hun goederen worden vrijgelaten. i
323 David van Bourgoenje, bisschop van Utrecht, verklaart met ridderen en knapen en met de drie steden van Salland te Vollenhove overeengekomen te zijn omtrent het landrecht, dat hij op vele punten aanvult of wijzigt. i
324 Pierre Fretel, advocaat bij het parlement, luitenant-generaal van de admiraal van Frankrijk, oorkondt, dat hij het vonnis van 6 juni 1478 (reg. nr. 322) ten uitvoer heeft gelegd en de gevangenen, zeven in getal, uit de ijzers heeft ontslagen. i
325 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer en Campen en burgemeesters en raden van Groeningen, oorkonden, dat zij met consent van Zwolle besloten hebben te doen munten een zilveren penning, die op de Keulse markt zal gaan voor 83, bevattende 6 penningen fijn zilver, met een waarde van 1/20 gouden rijnse gulden. Verder nog een zilveren penning, die gaan zal voor 169, bevattende eveneens 6 penningen fijn zilver, met een waarde van 1/40 gouden rijnse gulden. Deze munten zullen aan de ene zijde een kruis vertonen, waarin het wapen van de stad van uitgifte en aan de andere zijde Moneta Nova Daventriensis, Campensis of Groeningensis. i
326 Lodewich Jegher die goltsmit belooft ten behoeve van de stad Campen een jaar lang te slaan, overeenkomstig de ordonnantie, welke met Deventer en Groningen is vastgesteld, dubbele schillingen, enkele schillingen, oortkens, penningen en halve penningen, tegen het hier nader beschreven loon. i
327 Jehan Genfronneau, zegelbewaarder van de prevosté de Montarges, geeft transsumpt van een besluit van koning Loys van Frankrijk van 30 april 1479, waarbij aan Henry Beyeren, procureur, en Bernard Morre voor henzelf en hun committenten Peregrom ten Acker, Henry Kuenretorff, Benard Lose, Jehan Jacob, Egbert Lose, Martin Voirne en Gerard Arnol, burgers en kooplieden van Campen, een schadevergoeding van 5350 ponden tournoois voor een genomen Camper schip wordt toegekend. i
328 Bernardus de Lochem, syndicus en procurator van de orde der minderbroeders in de provincie Keulen, verklaart ten overstaan van notaris Nicolaus Huysman de Yppelborn en Engelbert Cremer, vicaris in de kerk van St. Florens te Conflueneira (?), Johan Sanckre, presbyter aldaar, en Peter Numagen, clericus, getuigen, dat door valse berichten pauselijke brieven tegen de orde verkregen zijn tot nadeel van dezelve, waarbij hij in naam der orde bij de H. Stoel appelleert, gevende vidimus van zijn appèl. i
329 Michael de Lira, vicaris van de minderbroeders in de provincie Keulen, en kapittel der observanten dezer orde, te Coblenz vergaderd, geven ten overstaan van notaris Nicolaus Huysman de Yppelborn aan Ernericus de Kemel, Endfredus Symonis, Petrus Moreman, Petrus Kemswert, Bernhardus Lochem, Leo Johannis, Johannes Wissenbach en Jacobus Gruter volmacht om bij de Paus te remonstreren tegen de brieven, welke op valse gronden tegen de orde zijn uitgevaardigd. i
330 David van Bourgoenge, bisschop van Utrecht, verklaart ontvangen te hebben van de stad Campen de somma van 300 bourgondische gulden, genaamd St. Andreasgulden, belovende terugbetaling uit de eerste bede of schatting, die in het land van Overijssel zal worden uitgezet. i
331 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer en Campen, vernomen hebbende dat Swolle een nieuwe gracht doet graven van hun stad naar het tichelwerk tussen Schelne en Spoelde bij de IJssel, waarvan te vrezen is dat in de toekomst verder gegraven zal worden tot in de IJssel of aan de IJsseldijk, komen overeen niet toe te staan, dat Swolle of iemand anders aan de IJsseldijk of in de IJssel graaft, of sluizen, spuien, doorvaart, opslag of overslag maakt. i
332 Guilhelmus Bertho, vicaris-generaal der minderbroeders cismontanum partium, Hermanus Zuphanie, vicaris-provinciaal van Keulen, Bernardus Lochem, gardiaan van het convent te Campen, en alle broeders van dit convent verklaren de regel van St. Franciscus te willen volgen volgens de interpretatie, die de pausen Nicolaas en Clemens daaraan gegeven hebben. Indien zij, naar het oordeel van de abt te Oostbroek, de prior van de Karthuizers te Monnikhuizen en de reguliere kanunniken te Windesheim hun belofte niet hielden, zullen burgemeesters van Campen andere broeders uit de provincie Keulen mogen opnemen. i
333 Seyger van Rechteren en van Voerst, aangesteld zijnde tot ambt-man van Salland, belooft het huis te Arkelsteyn op de bekende voorwaarden te zullen bewaren. Frederick van Rechteren, Dirck van der Schulenborch, Albert van Steenwijck en Johan Stellingh beloven en bezegelen, dat als Seyger van Rechteren hiertegen zou doen, zij het huis aan de steden zullen overleveren. i
334 Evert Boeckholt en Erick Tzeven, raadmannen en gerichtsvoogden van Hamburg, geven burgemeesters en raadmannen van Campen kennis, dat Johan van Demebeke op 9 december 1482 beslag heeft doen leggen op tien Camper lakens, toebehorende aan Henrich van der Elborgh, burger van Campen, wegens een schuld van 275 rijnse gulden 2 1/2 schilling, welke lakens vóór O. L. Vrouwen Lichtmis gelost moeten worden, daar zij anders naar stadsrecht vervallen zijn. i
335 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Henricus Mathie, Gossuinus Theodorici, Simon Glauwe en Dodo Alardi, burgers van Campen en leden van de Duitse Hanze, Hermannus Groys gemachtigd hebben om alles te doen tot het herkrijgen der goederen en gelden, welke in augustus 1482, door Engelse onderdanen geroofd zijn uit de kogge van schipper Peter Gerritsz. Vilt. i
336 Frater Gherardus de Lochem, prior van de orde der predikheren te Zwolle, deelt frater Rutgerus Buric van de derde orde van St. Franciscus van St. Janskamp mede, dat het nieuwe convent om de devotie, waarmede hij zich bij de broederschap van St. Thomas van Aquino heeft aangesloten, hem deel geeft aan alle goede werken, welke door de broeders en zusters gedaan worden. i
337 Charles, koning van Frankrijk, gebiedt zijn baljuwen van Rouen, Caen, Caux, Constantin, Gisors, Evreux, Amiens en Vermandois de tractaten met de Duitse Hanze overal bekend te maken en haar kooplieden en goederen onbelemmerd in zijn rijk toe te laten. i
338 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Jacobus Nicolai, koggeschipper, wiens schip door de Franse kaper Magdaleen is genomen, samen met Gerardus Rodolphi onder ede getuigd heeft welke goederen in de kogge waren en dat deze aan leden van de Hanze behoorden. i
339 Antonius Vrije, notarius, geeft verslag van de procedure voor de raad van Campen tussen Georgius Voet van Soest tegen Leffard Gerardi van Campen, tot teruggave of betaling van 15 Engelse lakens, welke hem door een zeerover ontstolen waren en welke Leffard tegen de bepalingen van de Hanze gekocht zou hebben. Tegenwoordig waren: Mr. Gossuinus de Hatthem, burgemeester van Campen, en Mag. Gerwinus Brekenvelt, secretaris Van de Hanze te Londen. i
340 Burgemeesters, schepenen en raden van Brugge geven vidimus van de acte van koning Charles van Frankrijk „datum mense septembris anni 1483" (niet aanwezig), waarbij hij de acte van zijn vader Louis van augustus 1483 (niet aanwezig), bevattende vrijheden aan de Hanze, bevestigt. i
341 Johan Boelmans, door bisschop David van Bourgondië aangesteld zijnde tot kastelein en ambtman van Kuinre, belooft de drie steden, dat het kasteel en de heerlijkheid gehouden zullen worden op de gewone voorwaarden. i
342 Tzarter of scheepsbrief, houdende, dat Lambert van der Hove. Johan Gheye, Peter Gheertsz., Harman Kuenretorff, Johan Hughe en Peter van Kuenre, burgers van Campen en kooplieden van de Duitse Hanze, zijn overeengekomen met schipper Volker Jacobsz, burger van Campen, dat deze naar de Baye zal zeilen om te ontvangen van Johan die Leghe een lading zout, waarmee hij zal varen naar Riga en afleveren aan Heer Ghoessen Menninghk, Reyner Hanegreve, Leffer ter Hove, Goessen van Damme en Johan van Oesel. i
343 David de Burgundia, episcopus Traiectensis, verzoekt burgemeesters en raad van Campen de geestelijke Wermboldus Arnoldi de Heerderwyck wegens zekere gepleegde misdrijven op elke gewijde of ongewijde, gepriviligeerde of ongepriviligeerde plaats gevangen te nemen en te houden en hem, zonder hem te pijnigen, over te leveren aan zijn vicaris-fiscaal, zonder dat zij straf of excommunicatie te vrezen zullen hebben. i
344 Charles, koning van Frankrijk, gebiedt, op een klacht van de stad Campen dat haar kooplieden dikwijls ter zee en te land door lieden van oorlog belemmerd worden, zijn ambtenaren de tractaten met de Hanze nogmaals bekend te maken. i
345 Officiaal, proost en aartsdiakenen van Deventer bepalen, dat het arrest van Bernardus Wilhelmi, burger van Campen, die op verzoek van Bernardus Bueckman te Deventer was gevat, zal worden opgeheven, aangezien de gedaagde brieven van bisschop David heeft overgelegd, houdende dat geen Camper burger in wereldlijke zaken voor een geestelijk rechter gedaagd zal mogen worden. Daar de eiser geweigerd heeft aan de citatie, om in de St. Nicolaaskerk te Campen te verschijnen tot het horen der privileges, gevolg te geven, wordt hij tot de kosten veroordeeld, welke echter gecompenseerd zullen worden, aangezien de eiser niet van het bestaan der privileges kan hebben geweten, tegen welke compensatie Theodoricus Steenze, advocaat van de eiser, en Wilhelmus Hessel, die van de gedaagde, geprotesteerd hebben. i
346 Charles, koning van Frankrijk, gehoord hebbende de klacht van de stad Campen, dat ondanks de tractaten met de Hanze, zij gedurig beroofd en geplunderd worden door die van Honnefleur, Dieppe, Arfleur, St. Valery, Boulogne en anderen, die hen opbrengen en op rantsoen stellen als vijanden, terwijl zij geen recht kunnen krijgen, daar zij zodanig mishandeld worden dat zij liever de vervolging staken en hun goederen verliezen, gebiedt de tractaten met de Hanze nogmaals te publiceren, met belofte de procedures te doen voortzetten voor de „table de mabre" te Parijs. i
347 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren de Korvemakers ten behoeve van hun gilde enige hierna genoemde punten gegeven te hebben. i
348 Charles, koning van Frankrijk, op een klacht van de burgers van Campen, dat zij op zee beroofd zijn geworden van hun goederen, gelijk in 1486 en 1487 geschied is, zonder dat teruggave of vergoeding gevolgd is, staat toe, dat zij in het land van Beausse 200 mudden koren kopen, onder voorwaarde dat zij het niet zullen brengen naar de vijand, waarvoor cautie gesteld moet worden bij de officieren aldaar. i
349 Charles, koning van Frankrijk, geeft nogmaals enige bepalingen tegen het schenden van het tractaat met de Hanze door zijn onderdanen. In het bijzonder bepaalt hij hoe gehandeld moet worden met schepen, die als buit zijn opgebracht. i
350 Burgemeesters en raadmannen van Osenbrugge oorkonden, dat Johan van Sledehusen de elder en Gerd Honeberch, hun burgers, getuigd hebben, dat Gerd van Essen, anders genaamd Bij den Kumme, overleden te Campen, een broeder was van Herman bij den Kumme, Wernd Kosteringe, Merten to Essen en Diderik bij den Kumme, met verzoek hen de erfenis van hun overleden broeder in ontvangst te laten nemen. i
351 Charles, koning van Frankrijk, vernomen hebbende dat nog steeds schepen van de Hanze genomen worden en velerlei middelen gebezigd worden om zich aan de klachten der kooplieden en vervolging der justitie te onttrekken, verbiedt nogmaals de schepen met goede certificaten prijs te maken en bepaalt dat genomen schepen veertig dagen in een van zijn havens zullen liggen, opdat men de certificaten kan onderzoeken. i
352 Peter Gotscalck, Herman Ludolph en Hademan van Lair, schepenen van Deventer, bekennen ontvangen te hebben van Johan van den Vene, burgemeester van Campen, de somma van 4000 goudgulden, welke voorgeschoten waren in de onlusten met de heren van Wisch. i
353 Jacques Destonville, chevallier, chambellan du roi et garde de la prevosté de Paris, geeft vidimus van de acte van koning Charles van Frankrijk van 13 juni 1490 (reg. nr. 351). i
354 Michael ab Soloens, clericus, Leodinensis dioc. publ. notarius, geeft vidimus van de acte van koning Charles van Frankrijk van 13 juni 1490 (reg. nr. 351). i
355 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Gheryt Leysboern, hun burger, onder ede verklaard heeft, dat, toen hij 13 jaar geleden nog in Londen verkeerde, de zeerover „het kind van Texel" een schip van de Hanze heeft genomen, waarin zich een teerling laken van hem en zijn vrienden bevond. Dat hij echter nooit op Texel of ergens anders van iemand anders dan van Jorien Voet gehoord heeft, dat Camper schippers of burgers van dit laken gekocht hebben. i
356 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat op 19 juli 1487 de schippers Arent Starke, Garbrant Luttyke, Wynken Wesselsz., Johan Dubbeltsz., Albert Claesz. en Johan van Oestenwolde onder ede getuigd hebben omtrent hetgeen zich acht jaar daarvoor heeft voorgedaan op de reede van Texel, toen daar lag de zeerover „het kind van Texel" met geroofde lakens aan boord, die hij te koop aanbood. i
357 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat, aangezien de stad zeer kwalijk bevest is aan de westzijde ter Broekwaart aan, zij de gezworen gemeente en kleine meente beloofd hebben de biercys gedurende zes jaren voor de ommuring der stad te bestemmen, waarop de gezworen en kleine gemeente voor zes jaren een nieuwe cys hebben toegestaan, welke eveneens tot de ommuring bestemd zal worden. Burgemeesters, schepenen en raden beloven, dat na zes jaren de nieuwe cys afgeschaft zal worden en aan de biercys de oude bestemming zal worden gegeven. i
358 Burgemeesters en raadmannen van Reval oorkonden, dat Cord van der Lucht getuigenis heeft gegeven, dat Arendt Stedinghe van Bremen zes lasten rogge voor hem verscheept had naar Campen in het schip van Arnd Balhorn, welk schip daar belet was geworden. i
359 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Goesewynus Damme en Henricus Kroeser, hun burgers, verklaard hebben dat de met name genoemde goederen zich bevonden in het schip van Johannes Egensson, van Holland, welk schip door Harri de Oesterlynck van Honnefleur is geroofd. Verklarende dat deze goederen aan leden van de Hanze behoren. i
360 Jacques Destonville, chevallier, conseiller chambellan du roi et garde de la prevosté de Paris, oorkondt, dat Albert Mulert, burger te Parijs, geboren te Hasselt, Armand de la Haye, geboren te Bommelhou (?) en Everard Crouser, geboren te Campen, gevestigd te Parijs, voor notarissen verklaard hebben, dat het zegel onder de acte van 8 augustus 1495 (reg. nr. 359) dat van de stad Campen is. i
361 Ministersche en gemene zusters van het convent van Sanct Agnetenhuys nu bynnen Campen upthen Vloetdyck gelegen, oorkonden, dat de Raad van Campen in voortijden van het convent gekocht heeft het erve Den Esch, dat het convent aangekomen was van zal. Jorden van Uterwyck. Dat het convent daaruit had behouden een rente van 100 heren pond, welke de Raad nu afgelost heeft, waarvoor zij quitantie geven. i
362 Frederick, elect en confirmaat van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raden en gemene burgers van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
363 Frederick van Baden, elect en confirmaat van Utrecht, belooft de privileges van Deventer, Campen en Zwolle betreffende de sloten Arckenstein, Holten, Diepenheim, Coeverden, Kuenre en Vollenhove, alsmede de privileges van ridderen, knechten, de steden Groeninghen, Aldenseel en andere steden van het Oversticht, alsook de landrechten van Salland, Vollenhove en Twenthe, te zullen handhaven. i
364 Frederick van Baden, elect en confirmaat van Utrecht, belooft geen kastelein of ambtman op Vollenhove te zetten voor deze aan de drie steden de gewone verzekering heeft gedaan. i
365 Charles, koning van Frankrijk, maakt een aantal maatregelen bekend tegen de menigvuldige zeeroverijen, waarover zowel zijn eigen onderdanen als vreemdelingen klagen en waarbij de kooplieden geen recht kunnen verkrijgen wegens de hoge kosten. i
366 Gherardus ther Leenhoeve, decanus ecclesie beate Marie Ressensis Coloniensis, dioc. canonicus Traj. necnon offic. curie archid. Traj., geeft vidimus van de acte van 11 augustus 1497, waarbij Philips van Bourgondië en de Grote Raad bepalen, dat, lopende de procedure tussen Dirk, Pelgrim en Frangois de Vos, gebroeders, contra de stad Campen, de executie der markebrieven, die de Vossen indertijd wegens het veroveren van hun huis door Campen tegen de stad verkregen hadden, gestaakt wordt totdat anders bepaald zal worden. i
367 Frederick van Baden, bisschop van Utrecht, verklaart, dat het ruitergeld, dat met toestemming van ridderschap en steden tot wederstand van de knechten in Friesland is uitgezet, niet voor recht gehouden zal worden en niet tot nadeel der privileges zal strekken.
368 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen, van de Duitse Hanze, geven de alderluiden en kooplieden van de Duitse Hanze te Brugghe een vrij geleide om in het stadsgebied te gaan en te komen, in weerwil van de sententie door het Hof van Bourgondië tegen hen uitgesproken in de zaak tegen Thomas de Portinare. i
369 Frederick, bisschop van Utrecht, geboren markgraaf van Baden, geeft de ouderlieden en kooplieden van de Duitse Hanze te Brugghe een vrijgeleide om in zijn landen te verkeren tot wederopzeggen toe, onder bepaling, dat zij slechts om hun eigen schulden vervolgd zullen worden. i
370 Philips van Bourgondië en de Grote Raad doen uitspraak in het geschil tussen de gebroeders de Vos van Putten en de stad Campen, waarbij de markebrieven, eertijds door hen verkregen, nietig worden verklaard terwijl zij veroordeeld worden aan Campen terug te geven de goederen, die op grond van deze brieven genomen zijn. Voorts zullen zij voor schade en interesten betalen de somma van 2000 gulden, alsmede de kosten van het geding. i
371 Frederick, bisschop van Utrecht, markgraaf van Baden, geeft vidimus van het tolprivilege van Willem van Beieren, grave van Holland, van 28 juli 1406 (reg. nr. 172). i
372 Johan Vos van Waerendorp, te Campen in hechtenis zittende, doet oervede aan de stad. i
373 Fredericus, episcopus Traiectensis, geeft vidimus van de pauselijke bul van 9 september 1403 (reg. nr. 161). Dit op verzoek van burgemeesters, schepenen en raad van Campen, omdat zij hem op verschillende plaatsen nodig hebben en de originele acte wegens het gevaar van oorlog en moeilijke wegen niet durven wegzenden. i
374 Fredericus van Baden, bisschop van Utrecht, machtigt de kapelaans en rectoren van het H. Geest Gasthuis te Campen om misdadige geestelijken binnen de grenzen van de stad te vangen en over te leveren aan de schout van Vollenhove,desnoods met behulp van de wereldlijke arm, behoudende voor zichzelf de compositie dezer delicten. i
375 Friderik, bisschop van Utrecht, geboren markgrave van Baden, oorkondt, dat de stad Campen niet van rechtswege doch op zijn verzoek heeft goedgevonden, dat men van der Hoenepe tot in zee hoofdde en kribben legde. i
376 De graaf van Egmond, stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Vriesland, geeft de gedeputeerden van Deventer, Campen en Zwolle vrijgeleide voor de dagvaart te Schoonhoven om te handelen over de geschillen met de steden Muiden en Enkhuizen. Het vrijgeleide geldt 24 personen, mits geen ballingen of vijanden van de aartshertog van Oostenrijk, van Holland, Zeeland of Vriesland. i
377 Gijsbertus de Merloe, gemachtigde van Henricus Glauwe en mede-erfgenaam van wijlen Symon Glauwe, protesteert ten overstaan van de notaris Adamus Buer bij de Paus, of zijn legaten, of de aartsbisschop van Keulen, tegen de uitspraak van de officiaal van Utrecht in het geschil tussen het convent van Dickninge en de bovengenoemde erfgenamen, waarbij de officiaal tegen de privileges
zich recht had aangematigd over een som gelds, welke bij Symon Glauwe tijdens zijn leven gedeponeerd was.
378 Fredrick van Twickelo, door de bisschop en de drie steden aangesteld zijnde tot kastelein van het huis, stad, ambt en heerlijkheid van Diepenheim, geeft vidimus van zijn aanstellingsacte van 10 juli 1504 en belooft de daarin vervatte voorwaarden te zullen naleven. i
379 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Ave Zijbrants weduwe, met Pilgrim Pannert en Tyman van Wilssum, haar mombers, enige goederen in de Ham, volgens brieven daarvan zijnde, geschonken heeft aan de Huiszittende armen en als provisoren daarover heeft aangesteld Heer Gheert van der Broyll, Pilgrim Pannert voornoemd, Peter Philipsz. en Beernt Hoyer, gevende enige regels voor de administratie dezer goederen en de verdeling der opbrengsten onder de armen. i
380 Johan Martensz. van Groningen, te Campen in hechtenis zittende, doet oervede aan de stad. i
381 Wolter van Collen, kremer, en Lubbert Bast, burgers van Campen, doen oervede voor Wolter's broeder Johan van Collen, thans in hechtenis zittende. i
382 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Floer Rutgersz., Willem Beerntsz., Jan Woltersz., Gijsbert Claesz., Hermen van Voerst, Asse Willemsz., Reyner Mertensz., Henrick Bessinck, Willem Rutgersz., Rycolt Evertsz., Evert Bentinck, Henrick Hermensz., Floris Geertsz., Dirck Gheertsz. en Rycolt Hermensz. onder ede verklaard hebben, dat men vóór 25 jaren te Zwolle van de wagentol, eertijds weggeld geheten, niet méér placht te nemen van elke wagen dan 2 engelse stoters. Dat, nu Zwolle de tol verhuurd heeft aan zeker vrouwspersoon, genaamd Beatrix, men eerst moest geven 10 stuivers, daarna 12 stuivers, daarna 1 horensgulden, en 2 jaar geleden bij de invoer 18 stuivers en bij het weerom komen 1 horensgulden van elke 3 zakken wol. i
383 Johan Holle en Willem Jansz. verklaren voor zich en hun erfgenamen, vrienden en magen, geboren en ongeboren, dat zij niets zullen ondernemen tegen de stad Campen, die hun neef en zwager Warner Budde wegens zijn excessen op hun en hun vrienden verzoek genadiglijk en goedertierenlijk heeft doen richten. i
384 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Meister Willem Coenraetsz., Geert van Gronyngen, Arent Dyck, Geert Roeveneter, oldermans, en Peter van Venloe en Hermen Ghuegeertsswager, procuratoren van de vergadering van de metseleryen, beeldsnijders, steenhouwers en andere metselers, hen verzocht hebben toe te staan, dat zij een gilde vormen ter ere Gods en de vier martelaren, geheten de vier gekroonde, en tot „vercierheyt" van het altaar van Simon en Judas en Agnes in de St. Nicolaaskerk, waartoe zij een artikelbrief overlegden, dewelke burgemeesters, schepenen en raad transsumeren en bekrachtigen. i
385 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren aan de timmerlieden en kistemakers ten behoeve van hun gilde enige hierbeschreven punten gegeven te hebben. i
386 Herman Hagen, door bisschop Frederick van Baden aangesteld zijnde tot kastelein en ambtman van Kuinre, belooft de drie steden, dat hij het kasteel en de heerlijkheid zal bewaren op de gewone voorwaarden. i
387 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle verklaren, dat zij in oorlog zijn gekomen met de hertog van Gelre, waarvoor zij aanmerkelijke sommen hebben uitgetrokken en hun landen, renten en excyssen voor het gemene land hebben verzet, waarvoor de bisschop, de ridderschap van Salland, Twenthe en Vollenhove verzegeld hebben het hun terug te betalen van het gemene land. Belovende gezamenlijk de zaak zo spoedig mogelijk af te maken en elkander te helpen de lasten en schaden te dragen. Indien ridderschap en de kleine steden weerspannig zijn om de voorgeschoten gelden terug te betalen, zullen zij hen gezamenlijk daartoe bewegen. i
388 Burgemeesters, schepenen en raden van Campen en Zwolle oorkonden, dat het oudtijds gewoonte is geweest dat Campen de uitzettingen en schattingen opbeurde in het land van Kuinre en Vollenhove met zijn steden en Zwolle in Salland met zijn steden, doch dat zij nu toegestaan hebben, dat Deventer twee of drie uitzettingen doet. Opdat deze interruptie niet als gewoonte zal worden opgevat, beloven de twee steden elkander te helpen en te sterken tot handhaving van hun recht. Hetgeen zij verschoten hebben en nog zullen verschieten tot betaling der knechten te Wynsum, zullen zij wedernemen, elk naar zijn verschot uit de eerste van de tegenwoordige uitzettingen en uit hetgene, dat het land van Drenthe zal opbrengen. i
389 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Swolle en Campen en voorts het ganse landschap van het Sticht van Utrecht, beloven Reyner van Daelwech, die het landschap een tijdlang gediend heeft met paard en harnas, de somma van 392 gouden rijnse gulden en 22½ stuiver brabants op St. Marten in de Winter, ten huize van Godschalck van Anckem, burgemeester van Osenbrugge, te betalen. i
390 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle oorkonden, dat zij door de oorlog tot zware lasten zijn vervallen, tot leniging waarvan de bisschop, ridderschap en steden een ordonnantie op gemaal en excysen gemaakt hebben, waartegen de kleine steden zich verzetten en wel in het bijzonder tegen de ketelcys, te weten op elke zestien vaten 1 gulden boven de gewone cys, menende de drie steden de grote kosten te laten dragen. Wanneer de kleine steden bij hun voornemen blijven, zullen zij hen dwingen en evenals het platteland tot gehoorzaamheid brengen door het binnen en buiten de steden ophouden van lijf en goed, waar zij maar kunnen. i
391 Roleff van Hudenberghe, ridder, Henrick Berthe, hovetman, en burgemeesters en raad van het vlek Rethem bekrachtigen de oervede van Cordt van Honstede, die te Campen gevangen was wegens het wegvoeren van een paard. i
392 Maximiliaen, keizer, en Karel, aartshertog van Oostenrijk enz., verlengen voor de tijd van één jaar de vrijgeleide, die op 28 juni 1512 verleend was aan de burgers van Deventer, Campen en Zwolle, opdat zij hun schulden kunnen aanzuiveren. Bepalende, dat zij niet belemmerd of gearresteerd mogen worden ter zake van de schulden hunner steden, maar dat zij slechts verantwoordelijk zullen zijn voor hun eigen schulden. i
393 Theodoricus Schade, deken te Munster, conservator der rechten en privileges van de broeders en zusters van St. Franciscus in de provincie Keulen, machtigt de deken van St. Lebuinus te Deventer om uitvoering te geven aan de hier gevidimeerde bul van Paus Sixtus IV van 17. kal. novembris 1477, omtrent de inbreuken op de rechten van de orde. i
394 Hermannus de Uterwyck, deken van St Lebuïnus te Deventer, subconservator van de rechten en privileges van de orde van St. Franciscus, volgens getranssumeerde acte van 3 november 1513 (reg. nr. 393), citeert op verzoek van het Agnietenconvent te Campen Johan Rodolphi, Johan Arnoldi, Johan Scroerken, Anthonius Bernardi, Andreas Kalen te Wanneperveen en Menso Egberti en Menso the Velde te Vollenhove om voor hem te verschijnen ter zake van zekere akker te Zwartsluis. i
395 Louis, koning van Frankrijk, geeft op verzoek van Jacob Falvart, procurator van burgemeesters, schepenen en raad van Campen, vidimus van de acte van koning Charles van Frankrijk van september 1483 (niet aanwezig), waarbij deze de acte van zijn vader Louis van augustus 1483 (niet aanwezig) bevestigt. (Zie reg. nr. 340). i
396 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat Ludeken Bolhoerne, Hermen van der Vecht, Warner Topken, Sybolt Woltersz., Claes Symonsz. en Peter van Elvinge getuigt hebben, dat wie vroeger te Hamborgh het eerst zijn anker liet vallen hun aller overman was en richtte over allen; dat die van Hamborgh dit als een privilege van de Campenaren beschouwden en alleen bij doodslag het recht aan zich trokken; dat Claes Bolhoerne en Goesen Sancte Katharinen knecht getuigd hebben, dat de Campenaren in de kerk te Hamborgh een altaar hebben, waarop renten zijn vastgelegd; dat zij daar ten eeuwige dage een waskaars hebben branden en dat in de processie die van Campen achter de Raad van Hamborgh plegen te gaan. Tevens doen zij verslag van een geval van doodslag, dat door een Camper overman berecht was. i
397 Gheert Loesse, indertijd burgemeester, Ghijsbert van Leuwen, Evert van den Vene, Wylhem Morre, Cleys van Urck, Henrick Hoff, Dirck van Oltzende, Gheert Arentsz., Maes Maesz., Wolter van Uterwyck, Peter Lubbertsz., Jacob Klinckenberch, Jacob van Oltzende, Tymen van Wylsem, Johan Wolffsz., Jacob Hoppenbrouwer, Gheert van Ysselmuyden, schepenen en raad van Campen, oorkonden, dat Gheert Borchartsz, hun mederaadsvriend, aangenomen had de 1200 goudgulden tot betaling van de graaf van Benthem op te brengen, voor de terugbetaling waarvan Gheert van Ingen, Johan Kruese, Johan van den Vene en Lubbert van Hattum, eveneens raadsvrienden, zich garant stelden met hun goederen. Deze vier laatstgenoemden worden van hun belofte ontslagen, aangezien de stad de schuld op zich neemt. i
398 Reynt Huynginge van Groningen, des avonds na zeven uur gewapend buiten gelopen hebbende en rumoer en vechterij plegende, waarom hij gevangen was gezet, doet oervede aan de stad. i
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 570
Regestenlijst van charters
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden

Kenmerken

Datering:
1251 - 1813
Omvang:
120 m.
Openbaarheid:
Ja.
Categorie:
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden