Uw zoekacties: Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
00001   Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inleiding
Inrichting van het stedelijk bestuur vóór 1519
Inrichting van het stedelijk bestuur 1519-1580
Inrichting van het stedelijk bestuur na 1580
Geschiedenis van het archief en inventarisatie
Afkortingen
Bijlagen
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden
Inventaris
1 Stukken van algemene aard
2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
Records 1 t/m 100
100 Godeken Dooringh doet oervede aan schepenen, raad en gemene burgers van Campen en belooft niet op het huis van Herbern van Putten te komen zolang de oorlog tegen deze duurt
. i
101 Johan van der Aa doet oervede aan schepenen, raad en gemene burgers van Campen en belooft niet op het huis van Herbern van Putten te komen zolang de oorlog tegen deze duurt. i
102 Evert Bobbe doet oervede aan schepenen, raad en gemene burgers van Campen en belooft niet op het huis van Herbern van Putten te komen zolang de oorlog tegen deze duurt. i
103 Schepenen, raad en gemene burgers van Campen verklaren met schepenen, raad en gemene burgers van Deventer en Zwolle te zijn overeengekomen voor de tijd van drie jaren, dat, indien iemand schade deed in Salland of op de Zuiderzee, de stad die daar het eerst bij kan komen de schuldige richten zal; dat zij hetgeen daaruit voort mocht komen gezamenlijk zullen dragen; dat, indien iemand een der steden vijandschap aanzegde of schade deed, de anderen, indien nodig, zullen helpen; dat men elkanders vijanden niet herbergen zal, maar op verzoek richten; dat men geen afzonderlijke vrede zal sluiten; dat de graaf van Holland en zijn onderzaten in bovenstaande punten niet begrepen zullen zijn; dat bij verschil van mening twee steden zullen beslissen en de derde volgen. i
104 Johan van Zoestel doet oervede aan schepenen, raad en gemene burgers van Campen en belooft op het huis van Herbern van Putten niet te komen zolang de oorlog tegen deze duurt. i
105 De bisschop van Utrecht en de stad Campen verzoenen zich met Herbern van Putten en zijn helperen, waarbij wordt bepaald, dat de gevangenen aan beide zijden vrij zullen zijn en de onbetaald gebleven gelden van gevangenen, schattingen of dingtalen zijn kwijtgescholden; dat het huis Puttenstein geslecht zal worden en de grachten opgevuld; dat Herbern de bouwmaterialen mag behouden, doch dat de stad Campen haar blijdestenen zal mogen terugnemen; dat Herbern geen veste zal mogen timmeren, maar zijn hofstede betimmeren zal met bouwhuizen. i
106 Herman, here van Cuenre, knape, verklaart aan burgemeesters, schepenen, raad en gemene burgers van Hamborgh een vaste vrede gegeven te hebben, welke beginnen zal Zondag na sinte Gregoriusdag en eindigen de dag na Pinksteren eerstkomende.
107 Frater Henricus de Zutphiana, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen, geeft vidimus van de acten van koning Abel van Denemarken van 24 en 25 september 1251 (reg. nrs. 1 en 2) en van de acte van koning Waldemar van Denemarken van 21 augustus 1362 (reg. nr. 80). i
108 Frater Henricus de Zutphiana, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen, geeft vidimus van de acten van koning Albert van Zweden van 25 september en 25 juli 1368 (reg. nrs. 86 en 85). i
109 Haquinus, koning van Noorwegen en Zweden, bevestigt de privileges, welke schepenen, raden en overige kooplieden van Campen bezitten, in het bijzonder die van zijn vader Magnus. i
110 Olef, der Denen, der Wenden en der Gothen koning, bevestigt het verdrag van Stralsund van 24 mei 1370 (reg. nr. 89).
Tegenwoordig waren: Her Henningh van Pudbusch, drost van Denemarken, Nycolaes, aartsbisschop van Lunden, Nycolaes, bisschop van Roskilde en rijkskanselier, Johannes, bisschop van Ripen, Olef, bisschop te Arhnzen, Jacob, bisschop te Wyberghe, Her Evert Molteke, rijksmaarschalk, Her Tune Galle, Her Andres Jebsz, Her Holger Gregoriusz, Hinrick Yopesz, hovetman te Luntholme, Her Torbern Pedersz., Corkel Niclesz, Nycolaes Gogge, Jacob Axelsz, Her Jacob Olavisz, hovetman te Kallengenborch, Her Olaf Bornsz, hovetman te Gorgö, Her Peter Grubbe, Ernst Molteke, hovetman te Werdingenborch, Erik Niclesz, hovetman te Zeborch en Scandelingenborch, Bent Bugge, ridder, Her Vicke Molteke van Kuze, Yesse Ruck van Strobu, Clawes Holste, hovetman van Korshöre, Henning van de Lanke van Ingeshoved, Deghener Buggehoghen, hovetman tho der Ravenborch, Henning Scacht, hovetman te Aleholme, Ricman van der Lanke, Johan Wittecop, hovetman te Wittekelde en Hadersleve, raadslieden.
111 Willem, hertoge van Guylik en Ghelren, verzoent zich met schepenen, raad en gemene stad van Campen t.a.v. alle aanstoot en twist tot op deze dag geschied. i
112 Arnd van Huern, bisschop van Utrecht, verklaart, dat vóór hij zijn ambt aanvaardde Wouter van Voerst gekomen is op het huis Arkelsteyn en dat hij dit huis niet terug kan krijgen voordat aan Wouter 5000 oude franse schilden zijn terugbetaald. Dat die van Campen hem 1500 oude franse schilden geleend hebben tot inlossing van Arkelsteyn, welk geld zij in drie jaren uit de schatting van Salland zullen mogen heffen, of bij gebreke daarvan uit 's bisschops renten in Salland en Mastenbroek. Indien zij dan nog schade leden, zullen zij van de tol, gruit en bede van elke tien penningen één penning mogen beuren. Bij zijn overlijden zullen de ambtman van Salland en de kastelein van Vollenhove beloven het huis Arkelsteyn niet aan zijn opvolger over te geven voordat de schuld betaald is of deze voorwaarden bevestigd zijn. i
113 Herman, here van Cuenre, knape, verklaart, dat de burgers van Campen van de goederen, die zij de vrijheid van Cuenre in- of uitvoeren, geen andere tol zijn verschuldigd dan de roedertol, te weten van elk schip een halve oude konings tournooische of de waarde daarvan. i
114 Herman, here van Cuenre, verklaart de 1000 oude franse schilden kwijt te schelden, welke schepenen en raad van Campen beloofd hadden te zullen betalen, te weten 500 aan Herman van Rechter en Goderd van Oestenwolde ten behoeve van jonkvrouwe Alijd van Cuenre, zijn zuster, en 500 aan Johan van den Thoerne Johanssoen, welke som zij schuldig waren „vander van Staveren wege alse van der soene die tusschen ons ende hem gheghaen ende ghedaen is van doede onses vaders dies heren van Cuenre onses broeders ende onser vrient ende maghe". i
115 Arnd van Hoern, bisschop van Utrecht, vereffent een geschil tussen Pilgrim van Putten en zijn broeders t.e.z. en de stad Campen t.a.z. over de tins uit de hoeve van Ludeken Scoutenzoens, gelegen in het zuideinde van Camperveen. i
116 Prior et totus conventus fratrum predicatorum in Lubeke geven vidimus van de acte van 16 augustus 1376, waarbij koning Olaf van Denemarken het verdrag van Stralsund bevestigt (reg. nr. 110). i
117 Pelgrim van Putten sluit met schepenen en raad van Campen een vaste vrede, ingaande vrijdag naastkomende bij zonsopgang en durende tot St. Margretendag, met bepaling, dat zijn broeder Herbern van Putten en Henric Stakenborch hierin niet begrepen zullen zijn, vermits een voorvede die zij hebben met de bisschop van Utrecht. i
118 Pilgrim van Putten geeft, mede namens zijn broeders, helpers en knechten, de schepenen en raad van Campen, alsmede aan Pelgrim Voerne en Boldwen Schelwerde en hun helperen en knechten, een vaste vrede tot St Michielsdag naastkomende. i
119 Pelgrim van Putten geeft de stad Campen, Pelgrim Voerne en Boldwen Schelwerde en hun knechten en helpers een vaste vrede, durende tot veertien nachten na opzegging. i
120 Florens van Wevelichoven, bisschop van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raad en gemene burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
121 Florans van Wevelichoven, bisschop van Utrecht, belooft burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle, dat hij ieder landrecht zal doen naar het herkomen van Salland; dat hij tweemaal per jaar klaring zal houden, bij gras en bij stroo; dat hij alleen goede lieden, die zullen zweren het landrecht te houden en geen onrecht te doen, tot kastelein, rentmeester of ambtman in Salland zal aanstellen, bij welke eed burgemeesters, schepenen en raden der steden tegenwoordig zullen zijn en dat hij onnutte ambtenaren zal afzetten. i
122 Florens, bisschop van Utrecht, belooft de drie steden, dat, nu hij het huis te Arkelsteyn weer aan het Sticht wil brengen, hij een burger uit een der drie steden als ambtman op dit huis zal zetten en hem een pensie uit de Stichtse renten zal toeleggen en dat de kastelein en zijn gezinden zullen zweren bij overlijden of verplaatsing van de bisschop het huis aan de steden te zullen overleveren. Indien iemand, die een vesting heeft binnen 's lands palen aan deze zijde van de IJssel, geweld deed en Deventer vreesde, dat hij Florens voor dat slot „stallede", dat hij dan met de steden voor dat genoemde slot zal „stallen" en daar niet afgaan voor dat slot genomen is. Indien Campen nu of later zich wilde afscheiden, zullen Deventer en Zwolle nochtans aan deze punten gehouden zijn. i
123 Willem van Gulich, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, verzoent zich met de stad Campen van alle aanstoot en twist tot op deze dag geschied. i
124 Florens, bisschop van Utrecht, belooft schepenen, raad en gemeente van Campen en hun helpers, dat hij de wetering in Mastenbroek, zoals deze door zijn voorgangers is beraamd, tot een einde zal
brengen, met belofte hen te zullen steunen indien zij enige hinder ondervinden. i
125 Jan Lennoot, rewaerd van der stede van der Sluus en baillu van de graf van Vlaenderen, bekent ontvangen te hebben van de heren van de stad Campen de somma van 224 ponden grote tournoois, dewelke zij schuldig waren van het accoord van een pond groten per last haring. i
126 Florens, bisschop van Utrecht, overwegende, dat het land van Salland dagelijks schade lijdt, doordat zijn voorgangers het huis te Diepenheim hebben verzet, belooft de steden Deventer, Campen en Zwolle, die het huis voor 2500 oude schilden van de heer van Brederode hebben gelost, het geld te zullen terugbetalen van de boeten en breuken van Diepenheim of uit eventuele schattingen in Salland en Twente. Hij geeft het huis en de heerlijkheid Diepenheim daartoe in onderpand, onder bepaling geen kastelein te zullen aanstellen dan bij rade van de steden en dat deze kastelein het huis niet zal overgeven aan zijn opvolger voor deze in de drie steden ontvangen is en brieven heeft overgeleverd, gelijk hij gegeven en bezegeld heeft. i
127 Florens, bisschop van Utrecht, schenkt aan schepenen, raden en gemene burgers van Campen drie vrije jaarmarkten, te houden op de veertiende dag na Pasen, op Sint Mertijnsdag translatio en op Sint Victorsdag, belovende deze dagen te vrijen acht dagen daarvoor en daarna, op de wijze als zij hun jaarmarkt op Pinksteren hebben. Florens, bisschop van Utrecht, schenkt aan schepenen, raden en gemene burgers van Campen drie vrije jaarmarkten, te houden op de veertiende dag na Pasen, op Sint Mertijnsdag translatio en op Sint Victorsdag, belovende deze dagen te vrijen acht dagen daarvoor en daarna, op de wijze als zij hun jaarmarkt op Pinksteren hebben. i
128 Elyas van der Laer doet voor zichzelf en voor zijn kinderen Otte, Hubert, Ghisbert en Elyas van den Lare oervede aan schepenen, raad en gemeente van Campen, tot besluiting van de twist herkomende van Dirc van Renen, daar zijn kinderen vijanden om geworden waren. i
00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inventaris
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
128
Elyas van der Laer doet voor zichzelf en voor zijn kinderen Otte, Hubert, Ghisbert en Elyas van den Lare oervede aan schepenen, raad en gemeente van Campen, tot besluiting van de twist herkomende van Dirc van Renen, daar zijn kinderen vijanden om geworden waren.
Datering:
1382, 31 mei (des zatersdaghes na Pinxstern)
NB:
Met de zegels van Elias en Otte van Laer en van Gysbert, heer van Vianen en van den Ghoye, die op verzoek zegelt.
reg. ch. en b. nr. 240..
Zie ook:

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 15-03-2018
1 gedigitaliseerd
totaal 5 bestanden
129 Evert van Ulft doet mede namens Jacob van Ulft, Gherit van der Wylten, Willem van Ulft, bastaard, geheten Matelant, Dyederic Weydegans en hun helpers en knechten oervede aan burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van Campen. i
130 Schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle komen overeen, dat niemand van hun burgers van enig heer een slot in bewaring zal aannemen zonder consent van zijn stad, op verbeurte van lijf en goed, en dat voortaan geen nieuwe burger zal worden aangenomen voor hij deze overeenkomst bezworen heeft. i
131 Schepenen en raad van Zwolle beloven die van Campen, dat als de bisschop te Deventer klaring houdt en de beide steden geen brieven wil geven, dat hij een half jaar daarna te Campen en vervolgens een half jaar daarna te Zwolle zal klaren, zij van de klaring zullen wegblijven. Hetgeen daar omtrent Campen en Zwolle geklaard zal worden zullen zij weerstaan en de hinder van Deventer gezamenlijk dragen. i
132 Schepenen en raad van Campen en Zwolle komen overeen wegens het onrecht dat hun burgers werd en wordt aangedaan, dat, indien iemand van een hunner burgers met vreemd recht een rente wilde afwinnen, zij dit zullen keren als deze rente jaar en dag onbesproken in het bezit van de burger is geweest. Indien de bisschop of iemand van zijns wege een burger onrecht deed en de steden niet bij hun recht en gewoonte wilde laten, zullen zij het weerstaan met alle macht. Zij zullen geen nieuwe bisschop aannemen voor deze de privileges van beide steden heeft bevestigd. i
133 Philippus, quondam Francorum regis filius, dux Burgundie etc. verklaart, dat Jacob van Deventer, koopman van Campen, niet uit eigen beweging heeft deelgenomen aan de vijandelijkheden ten tijde van de aanval van de Engelsen op Sluis, maar daartoe gedwongen werd door zijn ambtenaren. Dat dus de regering van Campen door de Engelsen verkeerd is ingelicht en geen aanleiding bestaat genoemde koopman bij zijn terugkeer te schaden. i
134 Gemene stellinge van Stellincwerf sluiten een verbond van vijf jaren met de stad Campen, houdende, dat indien de bisschop van Utrecht of iemand van zijn onderzaten de stad of haar burgers in rechten wilde verkorten of onrecht doen, zij na informatie zullen trachten dit uit de weg te helpen. Indien dit niet gelukte en daaruit oorlog voortkwam, zullen zij en die met hen verbonden zijn zich afzijdig houden en de kooplieden van Campen en hun goederen veilig in hun land laten komen. i
135 Otte, basterd van Putten, geeft de stad Campen een vaste vrede, durende tot veertien dagen na opzegging. Zijn oom Johan van van Putten bevestigt en bezegelt deze vrede. i
136 Claes Bucouwe, voogd van Wismare, Godscalc Leemhuus, voogd van Rostike, Jacob Haghen, voogd van Herderwyc, Jacob Hughenzoen, voogd van der Elborgh, Steven van Weerd, voogd van den Bossche, Otte Doedenssoen, voogd van Staveren en Dirc Tolner oorkonden, dat zij wegens enige vechtpartijen op Scoenore tussen Hollanders en Zeeuwen t.e.z. en die van Campen t.a.z. een vaste vrede hebben bewerkstelligd, waarbij Yde Bunsaert Lauwenzoen, voogd van Zierikzee, en met hem Willem Hughenzoen en Claes Martijn; Steven Janszoen, voogd van den Briele, en met hem Arnout Heynenzoen en Wouter Dircszoen; Claes de Wale, voogd van Aemstelredamme, en met hem Claes Coppenzoen en Jacob Janszoen van Enchusen t.e.z. en Henric Zac, voogd van Campen, en met hem Claes Speceter, Tyde Visch, Hertich Doleman, Egbert Herinc, Aernt van Oenden, Jacob Ludekynszoen, Evert Budel en Wolbert Henricszoen t.a.z. elkaar gegeven hebben een vaste handvrede, durende tot Sint Petersdag ad Cathedram, met bepaling dat, indien weer gevechten ontstaan, de voogden de onder hen behorende schuldigen zullen overleveren aan 's konings voogd, terwijl de vrede daardoor niet verbroken zal zijn. i
137 Ecbert Hake van den Rutenberghe belooft nimmer iets te zullen doen tegen de bisschoppen van Utrecht, de drie steden en het Sticht en dat hij het huis te Rutenberghe niet meer zal versterken dan het nu is, tenzij met hun wil, behalve dat hij het huis nu onder dak mag brengen en de oude gracht zuiveren. i
138 Florens, bisschop van Utrecht, verpacht aan schepenen en raad van Campen voor de tijd dat hij bisschop zal zijn de gruit en tol te Campen, voor 400 Sallandse pachtponden per jaar, te betalen de
helft op Sint Johansmisse te Midzomer en de andere helft op St. Marten in de Winter, onder voorwaarde, dat zij niet minder zullen nemen dan de tolcedule aangeeft.
Aanwezig waren Henric de Zure, schout van Vollenhove, en Roelf van Ittersum, rentmeester van Salland. i
139 Hermannus Suvel, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen, geeft vidimus van de acte van graaf Lodewijk van Vlaanderen van 15 november 1359 (reg, nr. 68).
Met aantekening, dat deze vidimus op 15 augustus 1405 tegen het origineel gecollationeerd is door Henric van Spiere, ridder, en Clays Utenhove, raadsheren van hertog Jan van Bourgondië. i
140 Frederic van Blanckenheim, bisschop van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raad en gemene burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben.
141 Dyric, heer van Wyssche, knape, oorkondt, dat de brieven, die hij van de bisschop en de steden Deventer, Campen en Zwolle betreffende het huis Diepenheim ontvangen had, verbrand zijn en verklaart ontvangen te hebben 750 oude schilden, zijnde de som die hij voor het heerlijkheid had uitgelegd, zodat hij geen aanspraken meer heeft op het huis te Diepenheim. i
142 Frederic van Blanckenham, bisschop van Utrecht, verklaart, dat Reynolt van Covoerden met zijn vrienden ten tijde van zijn voorgangers huis en burcht van Covoerde vervreemd hebben en zijn recht niet willen erkennen. Aangezien hij besloten heeft het huis weer aan het Sticht te brengen, doch niet over voldoende geld kan beschikken, hebben schepenen en raad van Campen hem geleend 977 oude franse schilden, die hij belooft terug te betalen een jaar na dato op meiedag. Indien betaling niet geschiedt, zullen schepenen en raad van Campen de gruit en tol binnen hun stad mogen bezetten en opbeuren totdat de som verevend zal zijn, terwijl Geryt Comhaer, rentmeester van Salland, geen aanspraken op de inkomsten zal hebben.
Aanwezig waren: Heer Willem van Renen, scholaster van de Domkerk te Utrecht, Sweder van Rechter en Henric die Zure, zijn raden en vrienden
. i
143 Henric van der Laer Engelbertssoen van Zalne verklaart, dat Engelbert zijn vader en Jutte van der Laer, zijn moeder, met de bisschop en de drie steden tot een vergelijk zijn gekomen omtrent het huis ten Lare, zodat zij, noch hun kinderen en erfgenamen, hierop enige aanspraak zullen hebben. Belovende zich hieraan te zullen houden. i
144 Otte van Putten, bastaard, zegt de vrede tussen hem en de stad Campen op.
145 Frederic van Blanckenham, bisschop van Utrecht, met de hulp van de drie steden het huis te Coevorden weer aan het Sticht gebracht hebbende, belooft geen ambtman daarop te plaatsen dan met rade der steden en de wijsheid van Drente, welke ambtman zal zijn uit Salland of Drente en het land zal moeten beschermen tegen roof en brand. Deze zal tevens het huis niet aan zijn opvolgers, bisschoppen van Utrecht, overgeven voor deze de brieven van de steden bevestigd hebben. De steden zullen tolvrijheid hebben door zijn land en het land van Drente en Coevorden. i
146 Wentzlaw, Rooms koning etc, confirmeert de munten, welke burgemeesters, raad en burgers van Campen tot nu toe met toestemming van zijn voorgangers geslagen hebben en geeft hun het recht ook in het vervolg munten te slaan, voor zover dit de loop van andere munten niet schadelijk is. Bevelende hen niet te hinderen in hun recht. i
147 Bolke, hertog van Slesie zu Munsterberg, hofrichter van Rooms Koning Wenceslaus, verklaart, dat de indaging voor het hofgericht van burgemeesters, schepenen en raad van Campen, wegens het niet verlenen van hulp aan de koning en het niet uitvoeren van zijn bevelen aangaande de vrijstoelen, zulks op verzoek van Diederich Craen, schenker des konings, is opgeheven en uitgedaan uit de registers. i
148 Gherlacus Morre, clericus, Traiectensis notarius publicus, geeft vidimus van het privilege van Vlaanderen van de steden Gend, Brugge en Yperen van 23 mei 1361 (reg. nr. 75). i
149 Jehan, seigneur de Foleville, chevallier, conseiller du roi, garde de la prevoste de Paris, geeft vidimus van een privilege van de koning van Frankrijk van 21 mei 1398, waarbij deze op verzoek van de burgers van Honfleur bepaalt, dat geen vreemde kooplieden of hun goederen gearresteerd of belemmerd zullen mogen worden, tenzij om eigen overtredingen. i
150 Otto, grave van Delmenhorst, bekent ontvangen te hebben van burgemeesters, schepenen, raden en gemene burgers van Campen de somma van 110 gouden engelse nobelen, belovende vrede en vrijgeleide tot een half jaar na terugbetaling. Bij enig gebrek hiertegen zal hij binnen 14 dagen verbetering aanbrengen of voor de raad van Bremen komen zweren, dat hij niet bij machte is het te keren. i
151 Erik, koning van Denemarken, Zweden, Noorwegen, der Wenden, der Gothen en hertog van Pommeren, verklaart bij rade van zijn moeder Margreten en zijn raadsheren de privileges en voorrechten van Campen te bevestigen. i
152 Billart Levavasseur, garde du seel des obligacions de la vicomte de Monstreuilles, oorkondt, dat Colin Levavasseur, clerc etc, op 12 augustus bij ede verklaard heeft gezien te hebben het privilege van koning Charles van Frankrijk van 21 mei 1398 (reg. nr. 149), waarvan een afschrift volgt. i
153 Guillaume Berengier, prevost de Harefleur, geeft vidimus van een acte van Billart Levavasseur, garde du seel de la vicomte de Monstreuilles, van 14 december 1400, waarbij deze bekend maakt, dat, aangezien de burgers van Harefleur een overeenkomst gesloten hebben met de houders van brieven van marke op de bisschop van Utrecht, in het belang van de handel te Karfleur de burgers van Campen gedurende drie jaren niet belemmerd zullen worden. i
154 Fredericus, electus et confirmatus in episcop. Traiectensis, geeft vidimus van het privilege van Vlaanderen van de steden Gend, Brugge en Yperen van 23 mei 1361 (reg. nr. 75). i
155 Coird en Maurys onse soen, greven toe Oldenborch, bekennen geleend te hebben van burgemeesters, schepenen en raad van Campen de somma van 120 zware rijnse guldens, belovende dat alle vede, twist en schelinge geëindigd zal zijn en dat de inwoners van Campen hulp en vrijgeleide in hun land zullen ontvangen tot een half jaar na terugbetaling. Indien zich enige ongeregeldheid voordeed, zullen zij het binnen veertien dagen verbeteren of te Bremen komen zweren, dat zij niet bij machte zijn het te keren. i
156 Charles, koning van Frankrijk, bekrachtigt op verzoek van de kooplieden van Campen de acte van Guillaume Berengier, provoost van Honfleur, van 10 januari 1401 (reg. nr. 153). i
157 Frederick van Blanckenheim, bisschop van Utrecht, overwogen hebbende met steden en land van Salland, dat de weg tussen Ane in het kerspel Hardenberg en Coevorden, des winters voor ruiters en voetgangers onbegaanbaar is, besluit een weg tussen deze plaatsen te leggen, waarop men 's zomers en 's winters met wagens zal kunnen rijden. De drie steden zullen voor de aanleg een som gelds bijeenbrengen, terwijl de bisschop ten eeuwige dage het onderhoud van de weg zal bekostigen uit het weggeld, dat zo hoog zal zijn als die van Gramsbergen van de kooplieden plegen te nemen. Bepalende, dat de burgers van de drie steden van het weggeld vrij zullen zijn. i
158 Frater Alardus Legghenoet, gardiaan van de minderbroeders in Campen, geeft vidimus van de acte van koning Waldemar van Denemarken van 5 september 1326 (reg. nr. 35). i
159 Alardus Legghenoet, gardianus conventus fratrum minorum in Campen, geeft vidimus van het privilege van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 18 augustus 1336 (reg. nr. 44). i
160 Frater Alardus Legghenoet, gardianus fratrum minorum in Campen, geeft vidimus van de acte van Erik, koning der Denen en Slaven, van 22 september 1307, waarbij deze de burgers van Campen een plaats op Skanor toewijst, gelegen tussen het kasteel en de „huyl", zoals deze door zijn voogd en andere geloofwaardige lieden met palen is aangegeven en door de Camper kooplieden ten tijde van de jaarmarkten werd bewoond. Zie reg. nr. 19. i
161 Paus Bonifacius bevestigt het privilege van bisschop Frederik van 15 maart 1318 (reg. nr. 26). i
162 Charles, koning van Frankrijk, bekrachtigt een overeenkomst tussen Roland Wits en Johannes Fabri genaamd Ie Feuve, goudsmeden te Parijs, t.e.z. en Herman van Oemeren, burger van Utrecht, en Goswinus van Campen, als procuratie hebbende van bisschop Frederik van Utrecht t.a.z., waarbij aan eerstgenoemden 2000 tournoois gulden wordt uitbetaald. Getransumeerd de procuratie van bisschop Frederik, waarbij hij genoemde procuratoren volmacht geeft te onderhandelen met beide goudsmeden over de actie, die zij gedaan hebben wegens ondervonden gewelddaden, beroving en gevangenname door Johan van Rynonstein (Arkel), miles. i
163 Frederik van der Eze, door de bisschop van Utrecht en met goedvinden van de drie steden aangesteld zijnde tot ambtman van Coevorden, belooft huis, burcht en stad te bewaren op de hier genoemde voorwaarden en verklaart van de drie steden ontvangen te hebben 1000 oude schilden, die hij aan wijlen Sweder van Rechteren's erfgenamen betaald heeft. i
164 Paus Innocentius VII, onderricht zijnde dat niemand van de Camper zeevaarders, die begin april uitvaren en in november of daaromtrent terugkeren, waarna de advent en zondag Septuagesima volgen, hun huwelijk kunnen vieren, ofschoon het behoorlijk gesloten is, gelast de bisschop van Utrecht toe te laten, dat deze huwelijken in de advent en tot zondag Letare gevierd worden, ter voorkoming van ergernissen en ongeregeldheden. i
165 Frederik van der Eze, ambtman en kastelein van Coevorden, belooft huis en stad van Coevorden niet aan de opvolgers van bisschop Frederik te zullen overleveren, voor deze de drie steden bezegelde brieven hebben gegeven of de 15000 oude schilden hebben teruggegeven, die de steden aan Reynold van Coevorden en diens erfgenamen hebben betaald.
166 Johan van Buchorst, knape, ambtman en kastelein van Coevorden, belooft huis en stad van Coevorden niet aan een andere bisschop of ambtman te zullen overleveren voor deze de drie steden hun bezegelde brieven hebben overgegeven of de 15000 oude schilden zijn terugbetaald. i
167 Schepenen en raad van Gend geven vidimus van het privilege van graaf Lodewijk van Vlaanderen van 13 mei 1361 (reg. nr, 70). i
168 Burgemeesters, schepenen en raad van Brugghe geven vidimus van het privilege van graaf Lodewijk van Vlaanderen van 13 mei 1361 (reg. nr, 70). i
169 Fredericus, episcopus Traiectensis, geeft vidimus van de bul van Paus Innocentius VII van 9 december 1404 (reg. nr. 164) en bepaalt dat bedoelde huwelijken van de advent af tot zondag Letare toe na drie afkondigingen gesloten mogen worden. i
170 Pilgrim van Putten verklaart overeengekomen te zijn met burgemeesters, schepenen en raad van Campen omtrent alle twist, aanspraken en schade, herkomende van de inname en nederwerping van het huis Puttensteyn en Oelden Putten, alsmede van alle zaken en schaden welke zijn ouders en hem door Campen toegedaan mogen zijn. Hij scheldt hen, mede namens zijn broeders Herbert, Dyric en Johan, daarvan kwijt, belovende geen aanspraken meer te doen gelden. i
171 Willem van Beieren, grave van Holland enz., verklaart enige tijd mismoedig te zijn geweest op de burgers van Campen wegens hun inbreuken op de tollen en de schade aan de heerlijkheid toegebracht. Hij verklaart de twist bij te leggen, het gepleegde onrecht kwijt te schelden en te niet te doen een overeenkomst met wijlen zijn vader Albert gesloten, waarbij vrijdom van tollen gedurende 20 jaren of 20.000 nobelen in eens werd toegestaan, wegens geleden schade, door de Hollandse uitleggers toegebracht tijdens de oorlog met de Friezen. Hij geeft nieuwe bepalingen voor de vaart in zijn landen en een nieuw toltarief. i
172 Willem van Beieren, grave van Holland enz., geeft zijn tollenaars van Geervliet, Woudrichem, Dordrecht, van der Goude, Heusden, Aemstelredamme kennis van het toltarief, dat hij voor de burgers van Campen heeft vastgesteld. i
173 Jehan, duc de Bourgoigne, comte de Flandres, geeft vidimus van het privilege van graaf Lodewijk van Vlaanderen van 13 mei 1361 (reg. nr. 70). i
174 Jan, hertog van Bourgoingien, grave van Vlaanderen enz., bevestigt het privilege van graaf Lodewijk van Vlaanderen van 15 november 1359 (reg. nr. 68). i
175 Balduinus de Niepa, licenciatus in legibüs, prepositus ecclesie sancti Donaciani Brugensis Flandrie cancellarius, geeft vidimus van de bevestigingsacte van hertog Jan van Bourgondie van 4 april 1407 (reg. nr. 174). i
176 Syrche Nollensoene, schout, Otte Albertssoene en Johan de Witte, schepenen van Kuynre, oorkonden, dat Herman van Kuynre, met Herman en Henrick zijn zonen, verkocht hebben aan Frederick van Blanckenheim, bisschop van Utrecht, de heerlijkheid Kuynre, in hoog en laag, te land en te water, voor 6200 oude franse schilden.
177 Frederic van Blanckenhem, bisschop van Utrecht, met behulp van de drie steden het huis met de berg te Kuinre en de heerlijkheid te water en te land voor 6200 oude franse schilden aangekocht hebbende, belooft een ambtman daar op te zetten uit Vollenhove of Salland, bij rade van de drie steden, welke ambtman de inwoners van Salland beschermen zal en die zal zweren het huis bij dode van de bisschop te zullen bewaren voor de steden en het niet te zullen overleveren voor de nieuwe bisschop de steden zijn bezegelde brieven gegeven heeft. Tevens zullen de steden tolvrijheid hebben in het land van Kuinre. i
178 Herman van Kuenre bekent van de stad Campen ontvangen te hebben 120 gulden a 13 vlaamse groten het stuk in afkorting van de som, welke de stad hem op St. Pieter ad Cathedram zal betalen wegens de verkoop van de heerlijkheid Kuinre. i
179 Herman en Henric van Kuenre, gebroeders, bekennen van de stad Campen ontvangen te hebben 50 oude schilden van de 100 schilden, die zij op St. Pieter ad Cathedram zouden ontvangen vanwege de verkoop van de heerlijkheid Kuinre. i
180 Willem van Beieren, grave van Holland enz., staat toe, dat de burgers van Campen de tol betalen met groten in plaats van met hollandse penningen, te rekenen één groot voor zes penningen. Voorts dat, aangezien in Zeeland één maal vertold moet worden, zij de wacht van Cats voorbij mogen varen en hun goed aangeven te Aenemuiden of Welsinghen, onder bepaling, dat als zij een dezer drie plaatsen niet aandoen, hun goederen zullen worden verbeurd verklaard. i
181 Herman en Henric van Cuenre bekennen van de stad Campen ontvangen te hebben 100 oude franse schilden, die de stad hun jaarlijks schuldig is van de heerlijkheid Kuinre. i
182 Boelman Arntssoen oorkondt, dat hij uit de hand heeft overgedragen aan Dirc Rover de 32 voeder velds op de Brinck tegenover Grafhorst, waarvan hij een vierde gekocht had van Rolof Arntssoen, zijn broeder, en Wolter van Hasselt, de helft van Kerstken van Wilsem, terwijl het resterende deel hemzelf toebehoorde. i
183 Rolof die Bruyne, schulte van Yselmuden, oorkondt, dat voor hem en Maes Rover en Johan die Bruyne, gerichtsluden, Willem van Junne met Barbare zijn wijf en Kerstken van Wilsem met Lubbe zijn wijf verkocht hebben aan Boelman Arntssoen, de helft van 32 voeder velds, waarvan de koper de wederhelft bezit, gelegen op de Brinck tegenover Grafhorst. i
184 Frederic, bisschop van Utrecht, wijst recht in het geschil tussen Henric Kogman en Hilbrant Tymmerman en bepaalt, dat eerstgenoemde geen aanspraken mag doen gelden op de andere partij, noch op de stad Campen.
185 Henric van Kuenre verklaart in tegenwoordigheid van Wychman Overstege en Herman Schilder, burgemeesters, en Jacob Riet, Goedeken Ghiethoern, Otte Clinge en Herman van Uterwyc, schepenen en raden, dat hij een deel van het geld, dat schepenen en raad voor hem en zijn broeder Herman in bewaring hebben, heeft meegenomen.
186 Henric van Kuenre, verklaart in tegenwoordigheid van Goedeken Ghiethoern en Huge van Loenresloet, burgemeesters, dat hij een deel van het geld, dat schepenen en raad voor hem en zijn broeder Herman in bewaring hebben, heeft meegenomen.
187 Henric van Kuenre verklaart een deel van het geld, dat burgemeesters, schepenen en raad van Campen voor hem en zijn broeder Herman in bewaring hebben, te hebben meegenomen.
188 Jehan, hertog van Bretagne, graaf van Montfort en Richemont, geeft vrij geleide aan de burgers van Campen om vrij in zijn land te komen handelen, mits betalende de gewone rechten. Met bevel aan zijn officieren en ambtenaren hen niet te hinderen om brieven van marke, die niet tegen hen persoonlijk zijn gericht.
189 Paus Johannes XXIII staat toe, dat in Campen missen en godsdienstoefeningen worden gehouden, in weerwil van het feit, dat zich daar lieden ophouden die zodanig in de ban zijn dat men niet met hen mag eten, drinken, verkeren en om hen de godsdienst moet laten, behoudens dat de stad niet om haar eigen delicten geëxcommuniceerd zij en dat men de geëxcommuniceerden uit de kerk en de dienst zal houden.
190 Willem van Junne, schulte van Yselmuden, oorkondt, dat voor hem en Lubbert Voern, Boelman Arntssoen en Dirc Rover, gerichtsluden, Hughe van der Halle, Alijt van der Halle, zijn zuster, en Theman Gheye, haar momber, overgedragen hebben aan Dirc Rover Maessoen, 8 voeder velds op de Brinck naast Grafhorst over. i
191 Alijt Herman Gleuwekens weduwe en Willem Morre Hermanssoen, haar zoon, bekennen verkocht te hebben aan Diric Rover, 4 voeder velds op de Brinck naast Grafhorst over. i
192 Willem van Beieren, grave van Holland enz., geeft vidimus van het tractaat van Stralsund van 24 mei 1370 (reg. nr. 89). i
193 Willem van Beieren, grave van Holland enz., geeft vidimus van de acte van koning Erik van Denemarken van 29 augustus 1398 (reg, nr. 151). i
194 Willem van Beieren, grave van Holland enz, geeft vidimus van het privilege van koning Waldemar van Noorwegen van 5 september 1326 (reg. nr. 35). i
195 Herman ter Berchorst, anders geheten Onraet, ambtman in de kerspelen Yselmuden, Wilsem en Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Riquen Craen en Boelman Witte, gerichtslieden, enige personen hebben overgedragen aan de stad Campen en de gemene erfgenamen die bezuiden de Naelden op Camperveen geërfd zijn, hun deel van de Enghe, gelegen tussen de dijk, die men nu ter tijd de Hoge wech noemt, en de wetering die nu langs de Zwarte dijk gaat, strekkende van het stadsland van Campen ten Z. tot de gemene erfgenamen ten N. Te weten: Heyne Beerntssoen en Alijt zijn wijf dragen over hun 8 akkers; Goessen Hirt en Geertruid zijn wijf 1 akker; Dibbolt Norssche, Johan van Harstenhorst en Femme zijn wijf 7 akkers; Albert Overstege en Geerloch Kornemerct, provisoren van de Olden Heylige Geest te Campen, 10 akkers; Dibbolt Noorssche, Johan van Harstenhorst en Femme zijn wijf 22 akkers; Henric Gerbertssoen en Beatrys zijn wijf 16 akkers; Aernt Mugghe en Ghese zijn wijf 4 akkers. Godeken Ghiethorn en Frederic Rynvisch, burgemeesters van Campen, komen voorts met de erfgenamen van Camperveen overeen, dat de pacht dezer landen gedeeld zal worden tussen de stad en de erfgenamen. De stad zal een weg door deze landen mogen leggen en de aarde daarvoor nemen. De erfgenamen zullen op het stadsland en dit land een dijk mogen leggen en weteringen en sluizen maken, met het recht van aardhaling. i
196 Erembertus Utenleen, canonicus ecclesie sancti Salvatoris Traieotensis et curatus parochialis ecclesie opidi Campensis, staat toe, dat in het noordelijk gedeelte van het St. Geertruiden Gasthuis
een altaar wordt opgericht, aangezien het altaar in het zuidelijk gedeelte niet toereikend is voor de armen, zwakken, reizigers en handwerkslieden.. i
197 Frederic, bisschop van Utrecht, verklaart met behulp van de drie steden van Ever wijn van Gruyterswyc verworven te hebben het Nyenhuys en het kerspel Ulsen. Hij belooft een ambtman uit Salland of Twente daarop te zetten, die zal zweren, dat hij de inwoners van Salland en Twente zal beschermen en het goed niet aan 's bisschops opvolger zal overleveren voor deze de steden zijn bezegelde brieven gegeven heeft. De drie steden zullen tolvrijheid en vrijdom van weggeld te Nyenhuis en te Ulsen bezitten. Indien Everwijn t.z.t. het goed zou willen inlossen, zal de bisschop de raadslieden van de steden bijeenroepen en het geld dat daarvan komt in de landskist te Deventer deponeren, behalve 2000 rijnse guldens, die de onderzaten van Twente toekomen wegens ondergane roof en brand op St. Andriesdag laatstleden en 300 guldens voor de timmering van Nyenhuis. i
198 Frederic, bisschop van Utrecht, belooft de drie steden, dat de gelden, die in de toekomst ontvangen zullen worden van de Friezen van Stellingwerf en Schoterwerf van het grasland bij Kuinre, besteed zullen worden tot de timmering van Kuinre of op renten tot de timmering belegd zullen worden. i
199 Frederic, bisschop van Utrecht, verklaart schuldig te zijn aan schepenen en raden van Campen en Zwolle 80 oude schilden, die zij betaald hebben aan Johan ter Haeselt ten behoeve van Coevorden. Hij staat toe, dat de beide steden een goede man tot dijkgraaf van Mastenbroek aanstellen en dat hij deze niet zal ontzetten voor het geld is terugbetaald. Pelgrim van den Rutenberg, scholt en rentmeester van Vollenhove, zal tevens het huis en slot te Vollenhove niet aan de volgende bisschop overgeven voor deze 80 oude schilden terugbetaald zijn. i
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 570
Regestenlijst van charters
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden

Kenmerken

Datering:
1251 - 1813
Omvang:
120 m.
Openbaarheid:
Ja.
Categorie:
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden