Uw zoekacties: een soldaet Jacop Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
00001   Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inleiding
Inrichting van het stedelijk bestuur vóór 1519
Inrichting van het stedelijk bestuur 1519-1580
Inrichting van het stedelijk bestuur na 1580
Geschiedenis van het archief en inventarisatie
Afkortingen
Bijlagen
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden
Inventaris
1 Stukken van algemene aard
2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
1 Abel, danorum slavorumque rex, dux Jutie, bepaalt, om verdere twisten te voorkomen, dat de Ommelandvaarders van elk koggeschip, dat terugkeert aan de westzijde van Skanor, voor tol zullen betalen 2 schellingen sterling. Wie naar het Oosten zeilt en dit op verzoek met ede kan staven, zal betalen 2 skanorse schellingen. Bij bedrog zullen zijn goederen aan de koning vervallen en indien de schipper niet terugkeerde, zullen zijn stadgenoten verantwoordelijk zijn. Bij schipbreuk zullen de Ommelandvaarders hun goederen mogen redden. i
00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inventaris
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
1
Abel, danorum slavorumque rex, dux Jutie, bepaalt, om verdere twisten te voorkomen, dat de Ommelandvaarders van elk koggeschip, dat terugkeert aan de westzijde van Skanor, voor tol zullen betalen 2 schellingen sterling. Wie naar het Oosten zeilt en dit op verzoek met ede kan staven, zal betalen 2 skanorse schellingen. Bij bedrog zullen zijn goederen aan de koning vervallen en indien de schipper niet terugkeerde, zullen zijn stadgenoten verantwoordelijk zijn. Bij schipbreuk zullen de Ommelandvaarders hun goederen mogen redden.
Datering:
1251, 24 september (primo kal. Octobris octavo)
NB:
Tegenwoordig waren graaf Ernesto, zijn kameraar Tukone, Nicolas praefectus Lundensis en Martin Portugal.
Met beschadigd zegel.
reg. ch. en b. nr. 1..
Zie ook:

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 15-03-2018
1 gedigitaliseerd
totaal 4 bestanden
2 A(bel), danorum slavorumque rex, dux Jucie, geeft aan allen die „Umlandsfar" genoemd worden toestemming hun goederen te vervoeren op de dag voorafgaande aan de feestdag tot zonsondergang en op de dag zelf van het luiden der vespers tot aan de avond. i
3 Florens, grave van Holland, staat toe, dat die van Campen, Swolle, Deventer, Wilsem en tussenliggende steden bij schipbreuk hun goederen binnen jaar en dag opeisen of dat hun erfgenamen ze opeisen onder behoorlijk bewijs. Voorts stelt hij een toltarief vast op enkele goederen, met bepaling dat van de niet genoemde goederen hetzelfde gegeven zal worden als in het Zwin en dat alle goederen slechts éénmaal vertold zullen worden. Twisten tussen schepelingen zal de koopman richten, zolang geen manslag plaats vindt. Bij misdrijven zullen slechts de schuldigen gestraft worden. Bij geleden onrecht door zijn onderzaten, zal hij de schuldigen vervolgen. Bij oorlog tussen hem en de bisschop van Utrecht zullen zij vrij in zijn land mogen komen. Bij wanbetaling door zijn onderdanen zullen zij hun goed mogen terugnemen. Voedsel, kleding en gebruiksvoorwerpen zullen tolvrij zijn. Het zal hun vrij staan te gaan, te komen en te reizen in zijn land.
4 Johannes, Traiectensis electus, oorkondt, dat de burgers van Campen boven de Communitas Sallandie (Mastenbroek) gerechtigd zijn tot de visserijen, moerassen en weiden, welke hun door zijn voorganger Henrik geschonken zijn en belooft binnen twee jaar een definitief vonnis hierover te vellen. i
5 Johannes, Traiectensis electus, bevestigt de door bisschip Henrik gedane verpachting van het weide- en visrecht in het St. Nicolaas-broek aan schepenen, raden en gemeente van Campen tegen vijf solidi per jaar, te betalen op St. Walburgsdag aan de schout. Hij belooft hen te handhaven in hun recht tegen de Communitas Zallandie (Mastenbroek). i
5a Erick Magnus, koning van Noorwegen, en hertog Hakon van Noorwegen verklaren met de burgers van Campen een overeenkomst te hebben gesloten en hun handelsvrijheid in Noorwegen te hebben toegestaan, voor zolang als zij zich aan de overeenkomst houden. De burgers van Stavoren zullen hierin niet begrepen zijn. i
6 Johannes, episcopus Traiectensis, doet Sweder van Voerst, schout van Salland en tollenaar te Campen, weten, dat, aangezien de burgers van Utrecht beweren tolvrijheid te bezitten te Campen en die van Campen te Utrecht, de burgers van Utrecht nog tolvrij te Campen mogen komen totdat de gegrondheid van hun bewering gebleken zal zijn. i
7 Ericus, koning van Noorwegen, en Haquinus, hertog van Noorwegen, maken op verzoek van Hartwich de Nagele, gezant en procurator van de stad Campen, de overeenkomst bekend, te Tunsbergen gesloten tussen Noorwegen en Bremen enerzijds en Lubeck, Riga, Campen, Staveren, Wismar, Rostock, Stralsund, Gripswolde, Stettin, Anklam en de Duitsers te Wisby anderzijds, waarbij vrijheden en voorrechten worden verleend. i
8 Erik, danorum slavorumque rex, dux Estonie, geeft de kooplieden van Campen het recht bij schipbreuk hun goederen te redden, met verbod aan zijn onderdanen en dienaren hen daarin te belemmeren. i
9 Jan van Henegouwe, grave van Holland etc, geeft vidimus van het privilege van graaf Floris van 18 september 1276 (zie reg. nr. 3) en bevestigt de daarin vervatte voorrechten. i
10 Guido, electus et afirmatus episcopus Traiectensis, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raden en gemeente van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben.
11 Guydo, electus et confirmatus in episcopum Traiectensis, verbiedt eenieder een burger of andere inwoner van Campen in wereldlijke zaken voor een geestelijke rechtbank te dagen, eisende, dat zulke zaken naar voorvaderlijk gebruik door de wereldlijke rechter beslist zullen worden. i
12 Guydo, Traiectensis episcopus, verbiedt de presbyter of curatus van de kerk te Campen, op straffe van suspensie, een mandaat op te volgen, waarbij een burger van Campen voor zijn officiaal te Utrecht of voor aartsdiakenen of proosten gedaagd wordt in zaken, die door een wereldlijk rechter kunnen worden afgedaan, uitgezonderd echter kerkelijke bevelen, die hij moet opvolgen. Indien hij iemand van Campen hierover pijnigde of liet pijnigen, zal hi) tevens geëxcommuniceerd worden
. i
13 Haquin, koning van Noorwegen, verbiedt op een klacht van Gothsuin en Johan Vorne, gezanten van Campen, zijn baljuws, ambtenaren en onderdanen de inwoners van Campen te belemmeren bij het herstellen van hun schepen en het redden van hun goederen, tenzij bij verlating. i
14 Willem, grave van Henegouwen en Hollant etc, geeft de kooplieden van Campen, die de haven, geheten Zwin, de haven van Dordrecht en andere steden in zijn land willen bevaren, voorrechten i.v.m. het strandrecht en de rechtspositie van kooplieden en scheepsbemanningen en bepaalt, dat zij slechts éénmaal tol zullen behoeven te betalen. i
15 Haquin, koning van Noorwegen, bevestigt het verdrag van 17 november 1286 te Bergen gesloten tussen zijn broeder Erik en schepenen en gemeente van Campen. i
16 Haquin, koning van Noorwegen, bevestigt op verzoek van Hartwicus de Naghele en Jacobus Heinemanssoen de privileges van de stad Campen, met name die, welke in het privilege van koning Erik en hertog Haquin van 6 juli 1294 (reg. nr. 7) genoemd zijn. i
17 Ako, kanselier van de koning van Noorwegen, oorkondt, dat de gezanten Hartwicus de Naghele en Jacobus Henemanszoon aan koning Haquin hebben overgeleverd een hier getransumeerde brief van burgemeesters, schepenen en gemeente van Campen van 29 juli 1305, houdende bevestiging van de vrede van Tunsberg van 17 november 1286, bevattende tevens enige vrijheden voor de Noorse kooplieden te Campen. i
18 Ericus, danorum slavorumque rex, bevestigt de voorrechten, welke de burgers van Campen van zijn voorvaderen ontvangen hebben aangaande hun plaats op de markt te Skanor die „fiit" wordt genoemd. i
19 Erik, koning der Denen en Slaven, staat aan de burgers van Campen op Skanor een plaats toe, gelegen tussen het kasteel en de „huyl", die door zijn voogd en andere geloofwaardige lieden met palen is uitgezet, zoals deze door hen van ouds tijdens de jaarmarkten wordt bewoond.
20 Ghye, bisschop te Utrecht, oorkondt, dat hij schout en schepenen van Campen toestemming heeft gegeven over elk misdadig mens binnen de stad te richten zoals het hun goeddunkt. i
21 Guido, episcopus Traiectensis, vergunt aan schepenen en raden van Campen de mis te doen lezen op een draagbaar altaar in het gasthuis, gesticht ter ere van de H. Geest, in weerwil van het synodale besluit daartegen en zonder afbreuk te doen aan de rechten der parochie. i
22 Ericus, dux sweorum, beveelt zijn dienaars en onderdanen de burgers van Campen niet te beletten, maar hun hulp en bescherming te verlenen en niet toe te laten, dat zij door iemand onbehoorlijk bezwaard worden. i
23 Ericus, dux sweorum, verklaart op verzoek van Asso dictus Langore en Lodewicus de Ostewolde, raadsleden en gezanten van Campen, voor de tijd van tien jaren vergunt te hebben, dat de burgers van Campen, van elke duitse last haring geven zullen 6 denariën van de nieuwe sterling. Voorts dat zij vrijelijk brandhout uit de bossen zullen mogen kappen en dat in geval van misdrijf slechts de schuldigen zullen worden vervolgd. i
24 Ghye, bisschop van Utrecht, vermaant de burgers en poorters van Campen niets te doen of te werken tegen schepenen en raad, noch partij of twist te maken. Hij zal degenen, die daar tegen doen, krenken en hinderen waar hij en zijn vrienden macht hebben. i
25 Fredericus, episcopus Traiectensis, bevestigt de rechten en privileges, welke zijn voorgangers aan schepenen, raden en gemeente van Campen verleend hebben, met belofte deze te zullen handhaven. i
26 Fredericus, Traiectensis episcopus, verbiedt de presbyter of curatus van de kerk te Campen een mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand voor de officiaal te Utrecht of voor de aartsdiaken of proosten wordt gedaagd in zaken, die door een wereldlijk rechter kunnen worden afgedaan. i
27 Frederic, bisschop van Utrecht, herhaalt de vermaning van zijn voorganger om geen partij te vormen of schepenen en raad tegen te werken. (Zie reg. nr. 24). i
28 Frederick, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij schout en schepenen van Campen toestemming heeft gegeven over elk misdadig mens binnen de stad te richten. i
29 Frater Petrus Johannis, gardianus Lundensis, en frater Conradus, gardianus Thraeloeborgensis, geven vidimus van het privilege van koning Abel van Denemarken van 24 september 1251 (reg. nr. 1). i
30 Christoforus, danorum scanorumque rex, bevestigt de privileges, welke de burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben, zowel die aangaande de vitte op de markt van Skanor als de andere. i
31 Gelijkluidend als het voorgaande, echter onder koninklijk grootzegel. i
32 Gherard, here van Vorne, Burchgreve van Zeland, geeft ten behoeve van de kooplieden van Campen enige bepalingen omtrent betaling van het vuurboetgeld. i
33 Johannes, electus et confirmatus in episcop. Traiect, belooft de rechten, privileges, bezittingen en vrijheden, welke de schepenen, raden en burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben, te zullen bewaren en beschermen. i
34 Johannes, episcopus Traiectensis, belooft de rechten, privileges, bezittingen en vrijheden, welke schepenen, raden en burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben, te zullen bewaren en beschermen. i
35 Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, geeft de burgers van Campen vrijheid van handel in zijn rijk en bescherming van personen en goederen in geval van schipbreuk. Tevens geeft hij bepalingen voor de haringhandel en omtrent rechtsbedeling en erfenis in geval van overlijden. i
36 Johannes, episcopus Traiectensis, verbiedt de presbyter of curatus van de kerk te Campen een mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor de officiaal van Utrecht, voor de aartsdiaken of voor proosten wordt gedaagd in zaken, die door de wereldlijke rechter kunnen worden afgedaan, op straffe van suspensie en zo hij iemand pijnigde of liet pijnigen, op straffen van excommunicatie. i
37 Johan, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij bij zeggen van de graaf van Henegouwen en Holland met de stad Campen een overeenkomst heeft gesloten aangaande de jurisdictie van de stad in Mastenbroek, aangaande rechts verkrijging in twijfelachtige gevallen, houdende voorts, dat Campen geen hoog noch laag recht zal hebben in de Sallandse marke en dat de partijen zich aan de beslissing van de graaf van Holland zullen onderwerpen. i
38 Johannes, comes Holtzacie ac Stormarie terrarumque Szallandie ac Skanie capitaneus, bevestigt alle vrijheden, gewoonten en privileges, welke de burgers van Campen van de Deense koningen ontvangen hebben, in het bijzonder betreffende de vitte te Skanor. i
39 Adulphus, curatus ecclesie in Campen, geeft vidimus van:
a. de niet meer aanwezige acte, waarbij bisschop Guido de privileges van Campen bevestigt, d.d. 30 september 1301;
b. de bevestigingsacte van bisschop Frederik van 15 maart 1318;
c. de bevestigingsacte van bisschop Johan van 16 februari 1323.. i
40 Magnus, Swecie, Norwegie et Skanie rex, schenkt op verzoek van zijn vrouw Katherine de burgers van Campen vergiffenis voor de door hen in het vorig jaar begane buitensporigheden op de markt van Skanor en neemt hen weer in zijn gunst aan. i
41 Schepenen en gemeente van Campen beantwoorden de beschuldig gingen van de koning van Zweden en Noorwegen.
42 Albertus, investitus ecclesie in Campen, geeft vidimus van de bevestigingsacte van bisschop Johan van 14 mei 1323 (regest nr. 34). i
43 Albertus, investitus ecclesie in Campen, geeft vidimus van de acte van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen van 7 november 1335 (regest nr. 40). i
44 Magnus, swechie et norweghie terrarumque skanie rex, bij zijn kroning alle privileges ingetrokken hebbende, staat toe, dat de burgers van Campen als van ouds de plaats op de markt te Skanor zullen bezitten, welke gelegen is tussen het kasteel en de „huyll", zulks op verzoek van Johannes dictus Skursac en Mag. Henrick rector skolarum. i
45 Johannes, prior Ludhosiensis ordinis fratrum predicatorum, geeft vidimus van het privilege van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 18 augustus 1336 (regest nr. 44). i
46 Johan, bisschop van Utrecht, staat toe, dat de stad, schepenen en burgers van Campen het koren, dat hun uit Mastenbroek toekomt, verpanden gelijk de gezworenen van Voerst doen mogen, behoudens eenieder zijn recht en tot wederopzegging toe. i
47 Johan, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat het hem lief is en bij zijn consente, dat de burgers van Campen de dijk te IJsselmuiden mede aanvangen en daartoe gelden, tot zijn wederzeggen toe. i
48 Magnus, rex swechie, norwegie et skanie, verklaart, dat schepenen, raden en gemeente van Campen genoegzaam met hem overeengekomen zijn, betreffende de tegen zijn onderdanen gepleegde buitensporigheden, dat hij hun daarvoor vergiffenis schenkt en hen weer in bescherming neemt, met verbod aan zijn ambtenaren hen te hinderen. i
49 Magnus, rex Norwegie, Swecie ac terra Skanie, bepaalt op verzoek van Lambertus Boldowini en Thomas Thoautzslagher, gezanten en burgers van Campen, dat de kooplieden van Campen voor elke last haring 6 denariën van de nieuwe sterling zullen geven, met dien verstande, dat het getal lasten door de schipheer, de stuurman en twee bemanningsleden, door de tollenaar aan te wijzen, zal moeten worden opgezworen. i
50 Magnus, rex swecie, norwegie et skanie, geeft de burgers van Campen enige rechten en vrijheden op Skanor, zoals zij die reeds ten tijde van koning Waldemar van Denemarken bezaten. i
51 Michil Bernon de Lambale, notaire public, oorkondt, dat t.o.v. Laurens Pousart, lieutenant en la chastellerie de la Rochelle, en Thomas de Mutreci, enige getuigen verklaring hebben gedaan van het plunderen en gedeeltelijk ombrengen van de bemanning van twee Camper schepen, geheten „Welvaren van Campen" en „Blomendal", resp. gevoerd door Gillebert Agne en Willem Blomendal, welke daad is gepleegd door een bende van ongeveer 350 Spanjaarden op 23 april. i
52 Waldemarus, koning der Denen en Slaven, hertog van Estland, bevestigt de rechten en privileges van de burgers van Campen, die zij van zijn voorgangers, met name van koning Waldemar, ontvangen hebben en geeft hun dezelfde rechtsbedeling te Koppenhagen, Dracor en Reveshol als zij te Skanor hebben. i
53 Waldemarus, koning der Denen en Slaven, hertog van Estland, geeft vrij geleide aan alle vissers en kooplieden. i
54 Johannes, episcopus Traiectensis, bevestigt de privileges en vrijheden, welke schepenen, raden en gemeente van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
55 Johannes, episcopus Traiectensis, verbiedt de presbyter of curatus van Campen een mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor de officiaal te Utrecht of voor de aartsdiaken of proosten gedaagd wordt in zaken, die door de wereldlijke rechter kunnen worden afgedaan, op straffe van suspensie en zo hij iemand pijnigde of liet pijnigen op straffe van excommunicatie. i
56 Johan, bisschop van Utrecht, geeft schout en schepenen van Campen toestemming over elk misdadig mens binnen de stad te richten. i
57 Albertus de Varenholte, curatus ecclesie campensis, geeft vidimus van de acte van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 28 juni 1341 (reg. nr. 48). i
58 Diric Tolnaer, burger te Staveren, belooft dat hij, noch zijn erfgenamen en nakomelingen van de burgers van Campen van 's bisschops wege te Staveren tol zullen eisen. i
59 Diric Tolnaer en Dytghen, broders, Ghelmaer Tolnaer, Junge Evekens broder Tideman, Ghelmaer en Echter Ghelmaer broders Junge Eveken kinder, beloven van zich en hun nakomelingen van de poorters van Campen nimmermeer enige tol te eisen van de tol te Staveren, die zij van de heer te Utrecht in leen hebben. i
60 Arnoldus, gardianus conventus fratrum minorum in Campen, en Albertus, curatus parochialis ecclesie ibidem, geven vidimus van de acte van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 28 juni 1341 (reg. nr. 48). i
61 Willem, hertog van Beieren enz., verbeydende des grafelicheden van Hollant, geeft de burgers van Campen met hun goederen tolvrijheid in al zijn landen tot wederzeggen toe. i
62 Frater Lambertus, conventus fratrum mimorum in Campen gardianus, en Albertus, ecclesie parochialis ibidem curatus, geven vidimus van twee acten van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 28 juni 1341. (reg. nrs. 49 en 50). i
63 Lambertus, gardianus conventus fratrum minorum in Campen, en Albertus, curatus ecclesie ibidem, geven vidimus van het privilege van koning Erik van 16 augustus 1298 (reg. nr. 8). i
64 Frater Lambertus, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen geeft vidimus van het privilege van koning Waldemar van Denemarken van 5 september 1326 (reg. nr. 35). i
65 Johan, bisschop van Utrecht, verklaart voor de tijd van drie jaren met de steden Deventer, Campen en Zwolle overeengekomen te zijn, dat niemand binnen het Sallandse recht, tussen Holthen, Nyensteden en Emelweerden, een burcht, voorburcht, stede of andere vesting zal maken of versterken, zonder zijn en der steden consent, uitgezonderd Voorst en Rechteren, die hierin niet begrepen zijn. Overtredingen zullen zij gezamenlijk wreken en tevens verhinderen dat de kooplieden worden gehinderd en dat buiten het land, in de buurt van zijn palen, iemand een vesting timmert. Indien hieruit oorlog zal voortkomen, zullen zij deze oorlog gezamenlijk aangaan en besluiten. i
66 Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, scheldt die van Campen alle boeten en straffen kwijt, die zij verdiend hebben wegens moord, brand en andere misdaden, gepleegd op de markt van Skanor in 1352 en daarvoor. Hij belooft hun privileges en rechten te zullen handhaven. i
67 Raadmannen van Lubecke en Gripeswolde maken enige artikelen tot oplossing van het geschil tussen raad en burgers van der Sunde, Rostok en Wysmer enerzijds en raad en burgers van Campen anderzijds, ten aanzien van de door de burgers van Campen gepleegde gewelddaden en roof tijdens de jaarmarkt op Skanor in 1352. i
68 Lodewyc, grave van Vlaenderen enz., oorkondt, dat de burgers van Campen met hem en zijn steden overeengekomen zijn omtrent hun vrijheden en schaden, belovende zich te houden aan hetgeen op de dagvaart van Orsle besloten is. Belovende tevens, dat, indien de oosterlingen meerdere vrijheid wordt toegestaan, zij dezelfde vrijheden zullen ontvangen met bezegelde privileges. Verklarende, dat de burgers van Campen zich hierop verlaten kunnen en vrij mogen komen in het land van Vlaanderen met hun goederen en koopmanschappen. i
69 Aelbrecht van Beieren, grave van Holland, bevestigt de tolvrijheid, welke zijn broeder Willem de burgers van Campen geschonken heeft, onder bepaling, dat bij opzegging de tolvrijheid zal duren tot een vierendeel jaars daarna. i
70 Lodewyc, grave van Vlaanderen enz., stelt op verzoek van de steden Gent, Brugge en Yperen ten behoeve van de burgers van Campen rechts- en handelsbepalingen vast voor de vaart in zijn landen (het z.g. Groot privilege van Vlaanderen). i
71 Perkamenten rol, behorende bij het voorgaande privilege, bevattende een overzicht van de bepalingen, vervat in het grootprivilege van Vlaanderen. i
72 Lodewyc, grave van Vlaenderen enz., oorkondt, bij rade van de drie steden Ghent, Brugghe en Yppre en het gemene land, dat indien iemand een burger van Campen of zijn knape ter dood bracht of verminkte, de schuldige lijf voor lijf en lid voor lid gestraft zal worden. Gelijkelijk zal men richten de dief, die goed van de kooplieden steelt. Dit statuut zal men vernieuwen en uitgeven in de drie steden van Vlaanderen. i
73 Lodewyc, grave van Vlaenderen enz., stelt voor de burgers van Campen een tarief vast op de „makelaerdie". i
74 Bourghmeesters, voogden, scepenen, raed, dekene, vinders, gesworne en al tcommun van Ghendt, Brugghe en Ypre, stellen tot aantrekking van kooplieden en koopmansgoederen en tot uitbreiding van de nering voor de burgers van Campen een tarief vast op de „makelardie" (zie reg. nr. 73). i
75 Burgermeesters, voogden, schepenen, raad, dekene, vinders, gesworne en al tcommun van Gendt, Brugghe en Ypre geven de burgers van Campen het Groot Privilege, zoals het hun door de graaf van Vlaanderen is toegestaan. i
76 Borgemeesters, voght, scepenen, raed an al tcommun van de steden in Vlaenderen Ghend en Ypre hetgeen dat door de graaf van Vlaanderen geordonneerd is (reg. nr. 72) te bevestigen. i
77 Johan van Arckel, bisschop van Utrecht, verklaart tot nut van kerk en land van Utrecht een huis en vesting gebouwd te hebben in Salland tussen Wegghescapel en Batmen, geheten Arckelsteyn, belovende, dat dit huis onder de bisschoppen van Utrecht zal blijven, dat de ambtman van dit huis de kooplieden en hun goederen niet zal belemmeren en dat zijn opvolgers deze acte zullen bevestigen. i
78 Frater Volkerus Blaewaeter, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen, geeft vidimus van een acte van 28 juni 1341, waarbij Magnus, koning van Noorwegen, Zweden en Schonen, op verzoek van Lambertus Boldiwini en Thomas Touslagher de vrede van Bergen, gesloten op 17 november 1286, bevestigt en tevens een opsomming geeft van de privileges in Noorwegen, genoemd in de acten van 6 juli 1294 en 27 juli 1305 (zie reg. nrs. 5a, 7, 15, 16). i
79 Johan, bisschop van Utrecht, belooft niemand toestemming te geven om die van Campen te schaden aan lijf of goed, verklarende de Campenaren te zullen beschermen en verdedigen; dat zij geen tollen binnen het Sticht zullen geven, uitgezonderd de sluispenningen tot den Gheyne en de dijkpenningen te Nyewervaert, gelijk van ouds; dat hun op drift geraakte schepen of goederen, die te Vollenhove of elders binnen de palen van het Sticht aanspoelen, door de ambtlieden teruggegeven zullen worden; dat het hun toegestaan is binnen het Sticht brieven te laten bezegelen het geestelijk gerecht rakende; dat niemand een anders misdaad zal beteren; dat zij een koerman of cijs binnen hun stad hebben mogen „wantet ghelt wandelbaer is"; dat hij hen die oude rechten en gewoonten wil laten volgen als schepenen en raden als oud recht zullen opzweren; hij bevestigt alle brieven, die zij van zijn voorgangers hebben; indien hun enige oorlog of aanspraak werd aangedaan wegens de tegenwoordige oorlog met de heer van Voerst, zo zal hij het keren; het goed dat van hen genomen is door zijn vrienden zal hij vergoeden; hij zal geen vijanden van de stad beschermen. i
80 Waldemarus, koning der Denen, Slaven en Gothen, bevestigt op verzoek van Ludulfi Peregrini en Efrardus dicti Boezen, gezanten van de stad Campen, de rechten en privileges, welke de stad van koning Abel en andere koningen van Denemarken ontvangen heeft en door zijn vader Christoffel en broeder Erik bekrachtigd zijn. i
81 Johan, bisschop van Utrecht, verklaart schepenen en raad van Deventer beloofd te hebben zich te zullen onderwerpen aan hetgeen zij als recht zullen wijzen in het geschil tussen hem en de stad Campen, welke uitspraak zij zullen doen vóór midwinter. i
82 Volkerus Blaewaeter, gardiaan van het minderbroederconvent te Campen, geeft vidimus van de acte van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen van 21 juli 1355 (reg. nr. 66). i
83 Johan, bisschop van Utrecht, verklaart, dat hij met consent van degenen die de gemene erfgenamen gekozen hebben om Mastenbroek te verdelen t.e.z. en de goede lieden van Campen t.a.z. is overeengekomen, dat de stad Campen behouden zal het St. Nicolaasbroek, de Cruyshoep en al het land dat zij tot nu toe bezeten heeft; dat de stad voorts zal ontvangen 30 hoeven land naar Sallandse maat van de eilanden, die de stad naast gelegen zijn, te weten land dat gras draagt en bij gemeen water een halve voet boven houdt; dat het land dat aan deze eilanden wast de stad zal toebehoren; dat, indien de eilanden geen dertig hoeven hielden, men het ontbrekene zal aanvullen uit het binnenbroekse land tussen Wilsem en Grafhorst; voor degenen, die visserijen hebben op Zeveninghen en aan de Slyc, zal men een stukje land inruimen; de burgers, die hun land in Mastenbroek hebben moeten ruimen, zal men land weergeven; de erfpachten, die men daar mocht hebben, zal men niet uitdoen; de boeten, waarin de burgers van Campen t.a.v. de ruiming van Mastenbroek gevallen waren, worden kwijtgescholden; indien Mastenbroek niet verdeeld zou worden vervallen deze voorwaarden. i
84 Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, verklaart met schepenen en raden van Campen een wapenstilstand gesloten te hebben, zodat zij met hun personen, schepen en goederen onbelemmerd in en door zijn gebied kunnen reizen, welke wapenstilstand zal duren tot dertien weken na opzegging. i
85 Albert, koning der Zweden en Gothen, heer van Schonen, bevestigt het bezit van de vitten in het land van Skanor, welke de burgers van Campen sedert lange jaren bezitten, gelegen "van dem oversten cruce vyt mit orer brede went int hul toe". i
86 Albert, koning der Zweden en Gothen, heer van Schonen, verklaart geschonken te hebben aan Willem Morren, voogd van Campen, ten behoeve van de stad Campen, een stuk land, gelegen ten Z. van hun vitte, dat strekt ten W. aan de Zutphense vitte, daar de „grumkerles" plegen te zitten, ten Z. aan de grave en landwere die daar gemaakt is, ten O. gaande als de landwere begrepen is tot int Hul toe. i
87 Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, machtigt Agmund Findzson aan burgemeesters, schepenen en kooplieden van Campen en Harderwijk en andere steden en dorpen, die thans met hem in oorlog zijn, vrij geleide te geven om in zijn rijk te komen handelen over de vrede.
88 Gisbertus, episcopus ecclesie Bergensis totumque capittelum, geven vidimus van de acte van koning Haquin van Noorwegen van 11 november 1368 (reg. nr. 87). i
89 Vredesverdrag van Stralsund tussen de raadmannen van koning Waldemar van Denemarken en de stad Campen.
Raadmannen: Hennyng van Pudgbus, hovetman des rikes (zegel), Nicolaus, aartsbisschop van Lund, Ericus, bisschop van Odensee, Nicolaus, bisschop van Roshilde, Johannes Tyrbach, hovetman te Windingborch (zegel), Vicco Molteke, hovetman te Nybbe (zegel), Jacob Olfsz, Benth Bugge, hovetman te Holbeke, Otze van Budelsbach van Ingelshovede (zegel gebroken), Jacob Nicholsz, hovetman te Zeborch en Gorgo, Ruyt, hovetman te Korsore (zegel), Hinric Jonsz (zegel), Jentzeke Parys, riddere in Zelande, Jons Pele, hovetman te Kalno in Jutland, Heyne Kabold (zegel) en Hennyngh Kotelsborch, riddere, hovetlude te Orkele (zegel), Henneke Molteke, knecht, hovetman te Raiborch (zegel), Jons Alschelsz, ridder, Hennyngh Meynerstorp, ridder, hovetman te Traneker in Langhelande (zegel), Kersten Kule, ridder, hovetman te Alholm in Lalande, Cord Molteke, hovetman te Wardberghe in Hallande (zegel gebroken), Henric van der Osten, hovetman te Weseborch te Samys0 (zegel), Of f o Basse (zegel), Ricmannus van der Lancken, Peter Esschelsz, hovetman te Lagheholm (zegel), Tuke Poder, hovetman te 0rsteen (zegel), Peter Nichelsz, hovetman te Melyndholme (zegel), Torckel Nichelsz, hovetman te Ahnsen (zegel), Peter Asschelsz van Byrnholm (zegel gebroken), Bosse Parys (zegel) en Peter Valke (zegel), knapen. i
90 Johan van Vernenborch, bisschop van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raad en gemene borgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
91 Arnd van Hoern, bisschop van Utrecht, bevestigt de privileges en voorrechten, welke schepenen, raad en gemene burgers van Campen van zijn voorgangers ontvangen hebben. i
92 Schepenen en raad van Grafhorst verklaren de stad Campen voor eeuwig het recht te hebben gegeven een „antoghe" te hebben aan hun voorslag naast de Elst. i
93 Lodewich van Ryfferscheyt, Johan Saneith van Lieffincgen, Werner Bussel van Gusten, Sander van Kedinchaeven, ridder, Johan van den Bongarde, Daem van Harne, Wymich van Vischovich, Seipgin van Aymbath, Thys van Vroirtzheim, Godert van den Legen, Gylis die Hoge gênant Schillincg, Peter van Droeve, Herman Gaspar van Vrechen, Wynant van Hengbath, Heynken van Gulic, Willem van Crekenbeke, Hermen ten Eylsen, Peterman en Weeskin laten burgemeesters, schepenen, raad en burgers van Campen weten, dat zij Heer Herbern van Putten liever hebben dan hen en hun vijanden willen zijn.
94 Arnd van Hoern, bisschop van Utrecht, belooft schepenen, raad en gemeente van Campen, dat men het huis Puttensteyn zonder dralen zal neerleggen; dat hij geen vrede, zoen of deling met Herbern van Putten zal aangaan zonder hen; dat hij zich niet van hen zal scheiden voor het huis gewonnen is; dat hij hun een hoofd zal zijn in alle schaden en twisten die uit deze zaak mochten voortkomen; dat hij hen zal helpen dat hun van Robert van Wernenborch zulk recht wedervare als bisschop Johan van Wernenborch bezegeld heeft; dat de wetering, die beraamd was toen men ten tijde van bisschop Jan van Arkel Mastenbroek sloeg, te weten van Hasselt naar de Zonnenberg, voortgang zal hebben; dat, indien het huis te Elburg gewonnen wordt, het neergelegd zal worden. i
95 Henric Bolleken, Lambert van der Hellen, Hermen Badinc, Aelbert Huninc en Aernout Dybboldeszoen verklaren Herbern van Putten liever te hebben dan die van Campen en hun vijanden te willen zijn.
96 Herbern van Putten, ridder, geeft Lubbert Voernen van Campen tot Lambertsdag vrijgeleide om met een schip met drie personen, waarin Lubbert's vrouw niet is begrepen, naar Yerst en terug te varen om een lading zaad te halen. i
97 Herbern van Putten, ridder, klaagt bij heren, vrouwen, ridderen, knechten, burgemeesters, schepenen en raden van de steden en alle goede luiden de burgemeesters, schepenen en raad van Campen aan, omdat zij een alhier gevidimeerde verbondsbrief van 4 juni 1373, houdende verdrag van vriendschap met een opzegtermijn van acht dagen, geschonden hebben door enige van zijn knechten te doden. i
98 Gherit van Enze Dyrcxzoen doet oervede aan schepenen en raad van Campen en aan al hun helpers, die vijanden zijn van Herbern van Putten. i
99 Engelbert van Wijc doet oervede aan schepenen, raad en gemene burgers van Campen en belooft niet op het huis van Herbern van Putten te komen zolang de oorlog tegen deze duurt. i
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 570
Regestenlijst van charters
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden

Kenmerken

Datering:
1251 - 1813
Omvang:
120 m.
Openbaarheid:
Ja.
Categorie:
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden