2277 De schuldenaars verklaren schuldig te zijn aan Richard Andreas Ludolphi Nobel een bedrag van f.4000,- tegen 5 procent per jaar.Als waarborg gelden de reeds genoemde percelen. Deze moeten verzekerd zijn tegen brand; de polis zal bewaard worden door de leninggever.

2271 De schuldenaar verklaart schuldig te zijn aan Gerrit Last, turfmaker te IJsselmuiden een bedrag van f.150,- tegen 5 procent per jaar. Als speciaal onderpand geldt het woonhuis bij de Luitersche Zijl ten westen van de Kolk, waarvan de grond behoort aan het Dijkbestuur.

2269 De schuldenaar verklaart schuldig te zijn aan Wolter Werf, rentenier te Kampen, een bedrag van f.1700,- tegen 4½ procent per jaar. Als borg stelt hij zijn eigen huis, erf en where en de winkel met inventaris.

2261 De schuldenaar verklaart schuldig te zijn aan zijn moeder Petronille de Proft een bedrag van f.1200,- tegen 5 procent per jaar. Als borg hiervoor gelden zijn landerijen, het Ingen en Loren Slag in de polder van Dronthen, afkomstig uit de nalatenschap van zijn vader Willem Lodewijk van der Upwich. Er rust een verplichting van f.1400,- tbv Richard van Romunde op de landerijen.De schuldenaar staat op het punt te vertrekken naar Rijks Kolonien in Oostindien.