Uw zoekacties: Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
00001   Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inleiding
Inrichting van het stedelijk bestuur vóór 1519
Inrichting van het stedelijk bestuur 1519-1580
Inrichting van het stedelijk bestuur na 1580
Geschiedenis van het archief en inventarisatie
Afkortingen
Bijlagen
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden
Inventaris
1 Stukken van algemene aard
2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
493 Willem van Buchorst, Henrick Mulert en Mr. Derick Scharff, scheidsluden en dachholderen van wege de stad Campen, en Erenst van Ittersum, Mr. Herman Kroeser, doctoir, en Johan Rengers, verdrachluden en dachholderen van wegen de erfgenamen van zal. Henrick van den Vene, te weten joffer Henrica van den Vene, weduwe van Henrick van Erp, Ludolf van den Vene en joffer Lubbeken van den Vene, sluiten een overeenkomst aangaande een strepeltje land tussen de oude graven van Coelvoetsland en de IJssel, onder bepaling, dat de stad Campen op dit land zal mogen hoofden van Coelvoetsbrugge tot de plaats waar vroeger het oude hoofd lag, terwijl de andere partij aldaar zal mogen weiden en hooien, Tevens zal de stad uit dit land aardhaling mogen doen en zij zal de visserij behouden van het oude hoofd tot aan de mond van de oude IJssel. i
494 Philips, koning van Castilië enz., staat toe, dat de stad Campen een brug legt over een strang van water komende uit de Zuiderzee, geheten den Enck, waar zij een veer hebben, dat door storm en hoog water een deel van het jaar onbruikbaar is. Gedurende twaalf jaren mogen zij in plaats van 1 penning veergeld, een bruggeld heffen van twee penningen. i
495 Aggaeus Snecanus, magister in de vrije kunsten en theologisch licentiaat, verklaart ten overstaan van notaris Timannus Hermanni, van burgemeesters en raad van Campen de pastorie op de hier in het nederduits ingevoegde voorwaarden te hebben aangenomen. i
496 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle verklaren hun muntmeester Balthasar Winckens bevolen te hebben aan te munten een penning van 3 butkens of 12 plakken, houdende 3 penningen 5 grein zilver, gaande 106 in de Troysche mark. i
497 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle verklaren hun muntmeester Balthasar Wintgens bevolen te hebben aan te munten een penning van 10 gouden gosseler, houdende 6 penningen 19 grein zilver, gaande 32 in de Troysche mark. i
498 Claes Witthen, scoldtz toe Campen en up Camperveen, oorkondt, dat voor hem en Lodowich Voerne en Arendt Brandt, geërfden op Camperveen, keurnoten, Maria Jan Sculten weduwe van Camperveen en Styna haar dochter, met Berent Wesselynck en Dirck Louwe, hun mombers, verkocht hebben aan de stad Campen, de gerechtigheid die zij mochten hebben op de grond, waarop de stad Campen haar brug en hoofd over de Enck te Camperveen aan de Hogeweg hebben gelegd. i
499 Burgemeesters, schepenen en raad van Elburg oorkonden, dat in het jaar 1543, omtrent vastenavond, een brand gewoed heeft in de raadkamer van Campen, waardoor privileges en brieven verloren zijn gegaan. i
500 Burgemeesters, schepenen en raad van Hasselt oorkonden, dat in het jaar 1543, omtrent vastenavond, een brand gewoed heeft in de raadkamer van Campen, waardoor privileges en brieven verloren zijn gegaan. i
501 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat hun secretaris Hanirich von Vyenden bevel en volmacht heeft om bij Ferdinand I, Rooms Keizer, bevestiging van de stedelijke privileges te verzoeken. i
502 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren, dat Junior Johannes Nanslerus, bevarende het karveelschip van Bartoldus van Wilsem en Rodolphus Buter, hun burger is, met verzoek hem in de stedelijke privileges te doen delen. i
503 Johan Sloet, drost van Vollenhoe, Boldewijn Haegen, Arent Sloet, Roeloff van Oistenwolde, Roebert van der Beeck, rentmeester-generaal van Salland, Berthold Sloet, Erenst Mulert, schulte van Hasselt, en Johan van Echten, allen vanwege de ridderschap van Overijssel, en Henrick de Wulffs, Loediwich Voerne, Otto Tengenaegel en Arent te Boecop, gedeputeerden van de stad Campen, vanwege het gemene land van Vollenhove, ter ene zijde, en Hessel Coeps, Lucas Vriese, Herman Oninck en Mr. Johan ter Lynde, gedeputeerden van Hasselt, ter andere zijde, besluiten een geschil over de schatting in het land van Vollenhove, waartoe Hasselt beweerde niet verplicht te zijn, in dier voege, dat Hasselt jaarlijks 20 goudgulden zal betalen, onder de voorwaarden hier genoemd. i
504 Johan van Ligne, grave to Arenberch enz., oorkondt, dat, aangezien de steden Deventer, Campen en Zwolle hebben willen toelaten dat Peter van Leeuwaerden tot rentmeester van Vollenhoe, Joest van Holtwyck tot schout van Colmenschote en Merten van Haerst tot schout van Cuynre worden aangesteld, zijnde uitheemse lieden, deze toelating hun privileges niet zal schaden noch tot prejuditie zal strekken. i
505 Aggaeus Snecanus, theologisch licentiaat, oorkondt t.o.v. notaris Timannus Hermanni, dat hij Gerhardus Glauwe en Theodorus de Nymwegen, priesters, gemachtigd heeft de pastorie van Campen af te staan aan burgemeesters en raad, belovende deze machtiging nimmer te zullen herroepen of in te trekken. i
506 Aggaeus Snecanus, theologisch licentiaat, verklaart ten overstaan van notaris Timannus Hermanni en Gerhardus Glauwe en Theodorus de Nymwegen, gemachtigden, afstand te doen van de pastorie van Campen, waarop burgemeesters en raden Mr. Henricus Ernesti benoemen om te worden voorgedragen aan proost, aartsdiaken of deken en kapittel van Deventer. i
507 Henricus Ernesti, decretorum doctor, verklaart ten overstaan van notaris Tymannus Hermanni de pastorie van Campen aan te nemen op de hier in het Nederduits beschreven voorwaarden uit handen van burgemeesters en raden van Campen. i
508 Burgemeesters en raden van Aemstelredamme geven vidimus van het request van Jan Claeszoon, Gijsbert Janszoon en Thijs Janszoon, burgers van Campen, aan de Heren van de Rekening van Holland, waarin zij klagen over het afnemen van tolgelden, welke strijden tegen het privilege van graaf Willem van Beieren. Met in margine de beslissing van 16 november 1565, waarbij de tollenaars de gelden moeten teruggeven en het privilege respecteren. i
509 Charles, koning van Frankrijk, bevestigt de privileges en voorrechten van de burgers van Campen, welke zij ingevolge het tractaat van vrede en bondgenootschap van zijn voorvaderen hebben ontvangen.
N.B. Geregistreerd te Parijs in het Parlement 22 mei 1567; bij de Admiraliteit 31 juli 1567. i
510 Antoine Duprat, chevalier, garde de la prevosté de Paris, geeft vidimus van voorgaande acte. i
511 Jean le Vasseur, luitenant van de admiraliteit te Dieppe, verklaart dat de acte van koning Charles (zie reg. nr. 509) bij de admiraliteit getoond en bekendgemaakt is. i
512 Michael Hetschroey, baccalaureus theologiae, verklaart ten overstaan van notaris Timannus Hermanni Scheer, dat hij de pastorie van Campen van burgemeesters en raden heeft overgenomen op de in het nederduits ingevoegde voorwaarden. i
513 Egidius de Monte, episcopus Daventriensis, geeft op verzoek van pastoor en geestelijkheid van Campen toestemming om op St. Elisabethsdag (19 november) jaarlijks een dank- en biddag te houden ter herdenking van het feit, dat de stad Campen vorig jaar op deze dag, na een bezetting van drie maanden, van de rebellen is verlost en onder het gezag van de koning teruggekeerd. i
514 Burgemeesters, schepenen en raad van Nijmegen oorkonden, dat een tijdlang twist heeft bestaan met de stad Campen over de respectievelijke stadstollen, waarover een dagvaart te Apeldoern op 19 oktober 1569 vruchteloos gebleven is. Dat echter op 11 mei jongstleden te Zutphen is bepaald, dat de burgers van Nijmegen en Campen over en weer tolvrijheid zullen genieten, zolang beide steden in het bezit van hun tol zullen blijven. Belovende bij deze het verdrag te erkennen en de burgers van Campen met hun waren, goederen en koopmanschappen vrij te laten komen. i
515 Rudolph, Rooms keizer, geeft vidimus van het muntprivilege van Rooms koning Wenceslaus van 4 april 1397 (reg. nr. 146) en bevestigt dit. i
516 Henricus a Vecht, campensis, utriusque juris licentiatus ac sacri palatii apostolici auleque lateranensis et imperialis consistorii, comes palatinus, verleent ten overstaan van de notarissen Timannus Hermanni Schere en Jasparus de Breda aan David Johannis Campensis het recht van wettige geboorte, krachtens privileges, welke hij op 25 augustus 1563 te Rome ontvangen heeft en hier transumeert. i
517 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, van koning Philips het ambt en hof van Colmschate in pandschap ontvangen hebbende, doet verzekering aan de ridderschap van Overijssel en de steden Campen en Zwolle, dat deze pandgeving niet tot nadeel der privileges van ridderschap en steden zal strekken, dat Colmschate bij Salland zal blijven behoren en dat rechtsbedeling, schatting en dijkzaken op de oude voet zullen blijven. i
518 Evert van Ensse, aangesteld zijnde tot drost van Coevorden en Drente, doet de gewone eed aan de steden en verklaart zijn ambt op de hierbeschreven voorwaarden aanvaard te hebben. i
519 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren verkocht te hebben aan Frans van der Koerbeke en joffer Lutghart zijn vrouw, een obligatie van 1 goudgulden, te betalen uit de opkomsten van Souveninghen, Snaterys en Hoeltgens op het eiland. i
520 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren met consent der gezworen gemeenten groot en klein gevestigd te hebben ten behoeve van Dirck Jansz. en Henrick zijn vrouw, wegens ontvangen 350 caroli gulden, een obligatie van 21 caroli gulden en 17½ stuiver brabants, op te brengen uit Soevenyngen, Snaterys en de Hoeltgens op het eiland. i
521 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren met consent der gezworen gemeente groot en klein gevestigd te hebben ten behoeve van Frans van der Koerbeke en Joffer Lutgaert zijn vrouw, wegens in den jare 1571 gemaakte onkosten tot onderhoud der in garnizoen liggende Spaanse ruiters, een obligatie van 2 heren pond 2 stuivers 10 penningen. i
522 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle oorkonden, dat, aangezien in deze ellendige tijd kooplieden uit Holland en andere overzeese provinciën zilver, zo in het gros als anders, op de Munt plegen te brengen, zij tot meerder voordeel en om de kooplieden te gerieven besloten hebben, dat de rijksdaalder van de drie steden, zoals die te Deventer wordt geslagen, ook te Campen zal worden aangemaakt. i
523 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen oorkonden, dat zij op 26 juni 1584, tot oprichting van het bolwerk buiten de Hagenpoort, van Albert Dircksz. Brouwer 5% roeden land, herkomende van Kunne Mors, onteigend hebben, waarvoor zij hem een obligatie van 1 heren pond 5 stuivers en 1 oort geven. i
524 Ridderschap van Overijssel en de steden Deventer en Campen verklaren het "Collegium van gecommitteerden tot conservatie van den privilegiën, vrij- en gerechtigheden" voor de tijd van drie maanden te continueren, ondanks de weigering van Zwolle. Dit college, bestaande uit Eernst van Ittersum ten Nyenhuis, Hermen van Voorst toe Veerse, Johan van Echten, Otto Boick, burgemeester van Deventer, en Reyner Gansneb gnt. Tengnagel, burgemeester van Campen, beloven zij te vrijen en te waren van alle schaden en onkosten, welke in deze gevaarlijke tijd kunnen voorvallen. i
525 Philibert de Wolffs oorkondt, dat voor hem als leenheer en voor Johan Witte en Rodolff van Twickeïo, Overijsselse leenmannen, verschenen is Gheert Loese, die namens de stad Campen, als rechthebbende van het convent Sonnenberch, begeerde beleend te worden met de 15 morgen land in Mastenbroek, waar t.e.z. zal. Roderick Kannekens erfgenamen, t.a.z. zal. Henrick van Oendens erfgenamen gelegen plachten te zijn en dat nu belend wordt ten Z. het voornoemde convent met 24 morgen, ten N. Gerrit van Spuel en iuffer Henrick ten Water met 16½ morgen, strekkende van de wetering tegen de Sonnenberg t.e.z. tot aan de Bisschopswetering t.a.z., gelijk het convent dit land van zijn zal. vader in leen placht te houden. Hij verklaart Gheert Loese als zijn leenman en Marten Engbertsen als diens hulder genomen te hebben. i
526 Reiner Gansneb genant Tengnegel en Gerryt Govartsz., schepenen in Campen, oorkonden, dat Egbert Willemsz. en Janneken Dircks zijn vrouw, verkocht hebben aan Arent Albertsz., een obligatie ten laste van de stad Campen, groot 15 goudgulden 17½ stuiver brabants. i
527 Reyner Gansneb gnt. Tengnegel en Gerrit Govertsz., schepenen in Campen, oorkonden, dat Lutgart Dubbolts, weduwe van zal. Frans van der Koerbeke, met Johan Stercke haar momber, verkocht heeft aan Arent Albertsz., een obligatie van 1 goudgulden ten laste van de stad Campen. i
528 Engbert Claesz. en Wolter van der Hoeve, schepenen in Campen, oorkonden, dat, aangezien Christopher Henricksz. en Anneken Arentsz. zijn vrouw van de gecommitteerden tot de administratie der ecclesiastique goederen ontvangen hebben een rente van 20 goudgulden van het klooster te Brunnepe, gaande uit Gerryt Claesz's erve op het bedijkte broek in Blankenham, hij ten behoeve van de kloostergoederen heeft overgedragen enige obligaties ten laste van de stad Campen, namelijk 15 goudgulden 18 stuivers, 2 goudgulden, 2 stuivers 10 penningen, 1 heren pond 5 stuivers 1 oort. i
529 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer en Campen, overeengekomen zijnde om te procederen tegen Giesbert up den Berghe, de „aengenaeste Commandeur tot Ootmersom", Joest van Beverfoirde, Herman van Twickell, Johan van Steenwyck, Berent van Ittersum en Johan Baptista van Renesse, die tegen de privileges van het landschap en de steden van Overijssel, alsook tegen hun eigen beloften en verbintenissen gedaan hebben, beloven elkander bij te staan en niets te doen buiten de ander om. i
530 Wilhelm Dircxsz. en Roloff Egbertsz., schepenen in Wilsem, oorkonden, dat Albert Hartsoecker en Christina van Olst, echtelieden, in erftins hebben afgestaan aan Albert van der Coerbeecke en Barbara Trompers, echtelieden, een rente van 1½ goudgulden uit een halve morgen land in Buterscamp te Uterwyck. i
531 Ridderschap, edelen en steden van Holland en West Friesland bevestigen op verzoek van de gedeputeerden van het landschap Overijssel, dat het privilege van hertog Willem van Beieren van 28 juli 1406 (reg. nr. 171) behoort te worden nageleefd, bevelende hun ontvangers en wachters van de tollen hiernaar te handelen. i
532 Roerick van Harderwyck, man en momber van joffer Cornelia toe Boecop, en Dirrick toe Boecop, man en momber van joffer Aeffken van Rijnefelt, verklaren gedeeld te hebben de Brinck, gelegen op het eiland tegenover Grafhorst, welke Cornelia en Dirrick bij magescheid van 6 augustus 1598 gezamenlijk is toegevallen. Roerick zal hebben het benedendeel, strekkende van het stadseiland, langs de IJssel tot aan de te graven scheisloot, terwijl Dirrick zal hebben het bovenste deel dat loopt van het grote hoofd bij de IJssel tot aan het kleine hoofdje, strekkende tot aan de nieuwe scheisloot. i
533 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen verklaren met consent van de gezworen gemeente verpacht te hebben aan Roeloff Steenberch en Truyde Jacobs, echtelieden, een kamp land, genaamd de Cleyne Luessencamp, met het Schiltcampken, groot ongeveer 4 morgen, behorende tot de Karthuizer goederen, gelegen aan de Oesterholtsche wech, belend ten O. de Groete Luessencamp van de Karthuizers, ten W. de erfgenamen van zal. joffer van Doernick, strekkende van de Oesterholter wech tot achter aan Portegems land, tegen een rente van 7 goudgulden per jaar, onder bepaling, dat de pachter 8 roeden dijks en 25 schacht wetering in de Asschet zal onderhouden. i
534 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle komen overeen, dat geen burger of ingezetene der drie steden een andere burger of diens goed zal mogen doen arresteren of bezetten, tenzij in schuldzaken. In dat geval zal de arrestatie mogen plaats hebben in de stad waar schuld en schade gevallen is.
535 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle, naar aanleiding van een vraag van de ridderschap van Overijssel bij de onlangs gehouden vredesonderhandelingen tussen de Aartshertog en de Verenigde Nederlanden, of niet het ecclesiastique als het seculiere recht, zoals de Prince in Overijssel bezeten heeft, op de Staten van het landschap conjunctim is overgegaan, met de bedoeling, gelijk uit een onlangs door hen gesloten verbintenis blijkt, zich enig recht in de steden aan te matigen, komen overeen elkander te steunen en alle aanspraken te zullen weerstaan. i
536 Wylhem Arendsz., amptman van de abdis van Essen over haar luiden en goederen in Salland, oorkondt, dat hij, ten overstaan van de Essendische mannen, Engbert Claesz. en Arend Gerrytsz, Rutger van Breda, als gevolmachtigde van de stad Campen, beleend heeft met de volschuldige hylighe hoeve, geheten Baegynenguedt, gelegen in de vrijheid van Zwolle, buurtschap Assendorp. i
537 Joncker Borchart van Oer (heer van Buckhorst) oorkondt, dat hij en joffer Mechtelt Sloeths, zijn huisvrouw, het burgerschap van Campen ontvangen hebben op de vroegere voorwaarden (zie reg. nr. 234). i
538 Burgemeesters, schepenen, raad en gezworen gemeente van Campen verklaren aan de Korvemakers ten behoeve van hun gilde enige hierbeschreven punten en vrijheden gegeven te hebben, welke zullen duren tot wederopzeggen toe. i
00001 Stadsbestuur Kampen, 1251-1813
Inventaris
3 Regestenlijst van charters der stad Kampen
538
Burgemeesters, schepenen, raad en gezworen gemeente van Campen verklaren aan de Korvemakers ten behoeve van hun gilde enige hierbeschreven punten en vrijheden gegeven te hebben, welke zullen duren tot wederopzeggen toe.
Datering:
1621, 21 februari
NB:
Met nadere bepalingen van 13 januari 1634 in dorso.
Zegel afgenomen.
Zie ook:

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 15-03-2018
1 gedigitaliseerd
totaal 2 bestanden
539 Wyllem Dyrcksen en Dubbolt Gertsen, schepenen in Wilsem, oorkonden, dat Franck Gerrits namens Christina van Olst, Albert Hartsoeckers, Nycolas van der Cuerbeke, namens Barbara Trompers, weduwe van der Cuerbeke, en Johan Sweersen overgedragen hebben aan Cornelis Jacops en de kinderen van Thoenis Janssens en Hille Jacops, waarover mombers zijn Cornelis Jacops en Veter Vette, een rente van 4 goudgulden uit het buitendijkse land van Uterwyck, geheten de Russchemate, strekkende van de dijk tot in de IJssel, „soe als de Russche aldaer wort bevonden". i
540 Gert Wernesen en Reyner Roeleffsen, schepenen in Wilsem, oorkonden, dat Barbara Trompers, weduwe van Albert van der Kuerbeke, en Christina van Olst, weduwe van Albert Hertsuicker, met hun mombers Francke Guerts en Gerreyt Egbertsen, alsmede Jan Sweersen, hebben verkocht aan Goert Petersen en Alltyen Mertensz., echtelieden, een rente van 1 goudgulden uit de buitenweerd in Rosschenmate. i
541 Otto Gansneb gnt. Tengnegel en Arnolt Witten, geërfden in Veluwen, oorkonden, dat joncker Robert van Arnhem ingevolge een overeenkomst van 4 juni 1629 met de stad Campen, heeft overgedragen aan Albert Horst en Reyner Jansz., gecommitteerden tot de administratie der ecclesiastique goederen, 6½ grezen land, waarvan de stad Campen de wederhelft reeds toebehoort, gelegen in Oistenwolde op Schepels erve, belend ten O. Schepels erve, ten Z. burgemeester Gerrit Aeltsen, ten W. de stad Elburg, ten N. Jacob Albertsz's erfgenamen. i
542 Jacob Juncker, scholtes van Ysselmuiden, oorkondt, dat voor hem en Joncker Arent van Oldeneel en Otto Jansen Brouwer, keurnoten, Trude Steenborchs, weduwe van Roloff Schoeninck, met Jacob Rolofsen Steenborch haar momber, tevens voor haar onmondige kinderen, volgens approbatie voor schepenen en raad van Campen van 26 mei 1643, verkocht heeft aan Gartruidt Seymens, weduwe van zal. burgemeester Thonis Rolofsen Steenbarch, 3 kampen land en een weg, groot 4 morgen 2 hont, gelegen in Mastenbroek, belend ten O. de Luesencamp, ten W. Otto Jansen Brouwer, ten Z. de koper, ten N. de Oesterholtse stege, zijnde het land bezwaard met een rente van 7 goudgulden. i
543 Jan Baers en Derck Lambertsz., schepenen in Wilsem, oorkonden, dat Vranck Guerts, gevolmachtigde van Loeve van Voort en Geertruit Hartsuickers, echtelieden, ingevolge procuratie van 25 januari 1647 voor Tymen ten Broecke, scholtus van Coeverden, tevens voor Elisabeth Hertsuickers, ingevolge procuratie van 20 oktober 1646 voor notaris Berent Jansen te Alkmaar, heeft overgedragen aan Jonker Titus van Gaelemae, het erve en goed te Uiterwyck, bewoond door Jan Hermensz., alsmede het derde part van de buitenweerd. Het goed is bezwaard met 7 stuivers ten behoeve van de stad Wilsem, 1/3 van 5 goudgulden ten behoeve van Hertsuickers erfgenamen, 1/3 van 5 goudgulden 12 stuivers ten behoeve van Cornelis Jacobsz., 2 goudgulden ten behoeve van burgemeester ter Borchorst en 1½ goudgulden ten behoeve van burgemeester Coerbeecke. i
544 Jan Baers en Derck Lambertsz., schepenen in Wilsem, oorkonden, dat Tytus van Gaelema, optredende als vader en voogd zijner onmondige kinderen, gewonnen bij Bernadyne van Ingen, en Rodolf van Ingen en Johan van Breedael, gevolmachtigden van burgemeester Arent Witten, ingevolge procuratie van 5 februari 1648 voor schepenen van Campen, ooms van genoemde kinderen, overgedragen hebben aan de Ecclesiastique Camer van Campen, een erve en goed, geheten Uiterwyck, gelegen onder Wilsem, bewoond door Jan Hermensz. en gebruikt door Derck Luitiens en Derck Smits, alsmede het derde part van de Buitenweerd, uitgezonderd de haag, die burgemeester Jan Baers toekomt. i
545 Wilhelm Barnars, scholte te Vollenhoo en Bloxijl, oorkondt, dat voor hem en Deerck van Echten en Arent Willems Trinema, keurnoten, Claes Gerrits en Jantien Peters, echtelieden, en Lisebet Willems, weduwe van Jan Besten, met Albert Jens haar momber, hebben overgedragen aan de heren der Ecclesiastique goederen van Campen, een rente van 9 goudgulden uit 7 gieden buitenland en 4 gieden binnenland in het scholtambt Vollenhoo, belend ten Z. 't Zyltien, ten N. de drost van Zerenborgh, strekkende van de Baerlingher steege ten O. tot in de dijk ten W. i
546 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen, met de gezworen gemeente, oorkonden, dat zij bevonden hebben dat vreemdelingen, die zich doctoren noemen en landlopers, die zich uitgeven voor chirurgijns, maar in werkelijkheid "broddelaars en quacksalvers" zijn, zulke verschrikkelijke fouten begaan, dat de ingezetenen in hun leven worden verkort of hun gezonde ledematen verliezen. Dat zij daarom de medicine doctores en chirurgijns vergund hebben een gilde te vormen, waarvoor zij de hierbeschreven artikelen hebben gegeven tot wederopzeggen toe. i
547 Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Zwolle beloven de verbintenis van 25 april 1608 (niet aanwezig) onverbrekelijk te zullen onderhouden. En aangezien in Ridderschap en Steden meningsverschillen bestaan over de begeving en verdeling der vacerende provinciale ambten, beloven zij de overeenkomst, die tussen de gecommitteerden der drie steden hierover op 22 april 1659 gesloten is, na te komen en hiervan niet af te wijken dan met eenparigheid van stemmen. i
548 Jacob Hendricksz., van wege Lambert Bernhardt van Oer thoe Buckhorst, heer van Zallick, gesubstitueerde richter in plaats van Gerhard Noortberch, scholtis van de heerlijkheid Zallick en Vecaten, oorkondt, dat voor hem en Ds. Joannes Episcopius, predikant te Zallick, en Albert Gerryts, keurnoten, Derck Egbertsz., timmerman, verkocht heeft aan Sophia Gerryts van Winterswyck, weduwe van Joan Noortberch, een rente van 30 carolusgulden uit 2½ morgen land, genaamd de Wilgenkamp, gelegen in het kerspel Zallick, belend ten O. zal. Berent Lubberts land, ten Z. de Wijtvliet, ten W. en N. de heer Crijn Stercke zijn land. i
549 Gerhard Noortberch, van wege Lambert Bernhard van Oer thoe Buckhorst, heer van Zallick, scholtis van de heerlijkheid Zallick en Vecaten, oorkondt, dat voor hem en Jacob Tonysz. van Zallick en Frederick Hendricksz., keurnoten, Geurt Herms en Betthien Jans, echtelieden, alsmede Ds. Joannes Episcopius, predikant te Zallick, en Derck Lamberts, als overmomberen, en Hendrik Hendricksz. en Jan Gerryts als momberen van Jan Dercksz., onmondige zoon van Mr. Derck Egbertsz. en Truygien Lamberts, verkocht hebben aan Crijn Stercke en Hillena Eeckholts, echtelieden, 2½ morgen land, genaamd de Wilgenkamp, gelegen in het kerspel Zallick, belend ten O. zal. Berend Lubberts, ten Z. de Wijtvliet, ten W. en N. de koper. i
550 Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer, Campen en Zwolle, na jarenlange twist met de Ridderschap over de geestelijke goederen, eindelijk bij accoord van 19 november 1663 onder andere de proosdijgoederen van St. Lebuïnus te Deventer in eigendom ontvangen hebbende, verdelen deze onder elkaar. i
551 Cracht Stuirman, van wege Borchart Joost van Welvelde toe Buckhorst en Molecate, heer van Zallick en Vecaten, scholtis der heerlijkheid Zallick en Vecaten, oorkondt, dat voor hem en Reiner Jansen de Haan en Egbert Lamberts, keurnoten, Lucas van der Meer, predikant te Campen, en Vr. Rensjen Stercke, echtelieden, Bernhard Eckelboom en Vr. Helena Stercke, echtelieden, en Christoffel Stercke en Vr. Christina Corsius, echtelieden, erfgenamen van Vr. Helena Eeckhout, weduwe Stercke, verkocht hebben aan Abraham Huirman, 2½ morgen land, genaamd het Wilgencampjen, gelegen in Sallickerbroek, belend ten O. en W. Berent Eckelboom voornoemd, ten Z. de Wijtvliet, ten N. wijlen burgemeester Raesvelts ergenamen. i
552 Cornelis Wyer, amptman van de abdis van Essen over haar luiden en goederen in Zalland, oorkondt, dat hij ten overstaan van Arnold Green en Guilielmus Wyer, beleende mannen, Dr. Theodorus Tengberden, burgemeester en cameraar van de geestelijkheid te Campen, als gevolmachtigde en hulder van de stad Campen, beleend heeft met het erve en goed, genaamd Groot Seynengoed, gelegen in het kerspel Wilsem, buurtschap Oosterholt, alsmede het erve en goed genaamd Bagijnengoed, gelegen in de vrijheid van Zwolle, buurtschap Assendorp. i
553 Willem van Santen en Reynier van Marie, schepenen van Campen, oorkonden, dat Heer Arnold van Oldeniel, Heer toe de Heerenbrinck, en Conraet Muntz, schout van Heino, mombers over de nagelaten kinderen van wijlen Heer Henrik van Heuvel en Vr. Maria toe Boecop, verkocht hebben aan de stad Campen, het erve en goed, genaamd Den Brinck, gelegen op het eiland tegenover Grafhorst. i
554 Die van de Reeckeninge in Gelderland oorkonden, dat Jan Coops, burgemeester en cameraar van de stad Campen, verklaard heeft, dat de stad bezit een herengoed in het ambt Doornspijk in Oostenwolde, waarvan de jaren van oprukkinge volgens acte van 14 juli 1659 op 27 oktober 1665 waren verstreken en sinds dien niet verlengd zijn. Hem wordt een nieuwe termijn van oprukkinge, aanvang genomen hebbende op 27 oktober 1719 voor de tijd van 6 jaren toegestaan, tegen betaling van 4 goudgulden en nog eens 36 goudgulden voor het gepleegde misbruik. i
555 Theodorus Berens, amptman van de abdis van Essen over haar luiden en goederen in Zalland, oorkondt, dat hij ten overstaan van Joan Casimier Vermeer en Gerardus van Sonsbeek, leenmannen, Aper Herweyer, secretaris en gevolmachtigde van de stad Campen, beleend heeft met het Groot Seynengoed in het kerspel Wilsem, buurtschap Oosterholt, alsmede het Bagijnengoed in de vrijheid van Zwolle, buurtschap Assendorp. i
556 Joan Everhard Schaepman, amptman van de abdis van Essen over haar luiden en goederen in Zalland, oorkondt, dat hij ten overstaan van Christoffer van Onsen en Jodocus Rensman, leenmannen, Frans Lemker, secretaris en gevolmachtigde van de stad Campen, beleend heeft met het Groot Seynengoed in het kerspel Wilsem, buurtschap Oosterholt, alsmede het Bagijnengoed in de vrijheid van Zwolle, buurtschap Assendorp. i
557 Burgemeesters, schepenen en raad van Campen en Zwoll komen overeen, aangezien het gewoonte is geworden, dat Zwoll de ontvanger van Mastenbroek, na intentie van Campen, en Campen de bewaarder van Mastenbroek, na intentie van Zwoll, aanstelt, dit voortaan voor recht gehouden zal worden. Belovende tevens elkander te zullen steunen, opdat in het College van Vroeden van Mastenbroek, waarin zij elk vier gecommitteerden hebben, de stemmen hoofdelijk blijven. Zij zullen niet toestaan, dat de stedekes Hasselt en Genemuiden, of de landrentmeester van Salland, of de scholtis van Zwoll door verandering van stemming evenveel recht krijgen als zij. In de instructie van de scholtis van Zwolle zal worden opgenomen, dat hij zich bij de stemming met de heren van Campen en Zwoll zal conformeren. i
558 R. Sabé en A. Nyenburg, schepenen van Campen, oorkonden, dat Balthasar Muntz, gevolmachtigde van Dr. Joost Solner en Vr. Maria Johanna van Hekeren, ingevolge procuratie van 4 april 1742 voor het scholtengericht van Zutphen, verklaard heeft schuldig te zijn aan de secretaris Coenraad Muntz, de somma van ƒ 3000,- a 3½ %, stellende tot onderpand het vierde part van het erve Kuylvoet, gelegen in de vrijheid van Campen, hetwelk Vr. Maria Johanna van Hekeren is toebedeeld uit de nalatenschap van wijlen haar broeder Elbert Anton Gerhard van Hekeren, heer van Batingen, bij magescheid van 21 september 1741. i
559 G. Bruinier en A. S. Greven, schepenen van Campen, oorkonden, dat de burgemeesters Quirinus Eckelboom en Berend van Marie, hoofdlieden van het Bovenkwartier, hebben overgedragen aan de stad Campen, een vierde part van het erve Keulvoet, gelegen buiten de Venepoort in de stadsvrijheid, zoals het heeft toebehoord aan Vr. Anna Geertruid van Heeckeren, douarière Schaap en dat op 29 februari 1752 gerechtelijk is verkocht. i
560 Willem Reinout Joseph Lippens, amptman van de abdis van Essen over haar luiden en goederen in Overijssel, oorkondt, dat hij ten overstaan van Jasper Beeckman en Hermannus van den Wetering, leenmannen, Dr. Arend Joan Lemker, secretaris en gevolmachtigd hulder van de stad Campen, beleend heeft met het Groot Seynengoed in het kerspel Wilsem, buurtschap Oosterholt, alsmede met het Bagijnengoed of Albergenswaer in de vrijheid van Zwolle, buurtschap Assendorp. i
561 E. J. van Slangenburgh, lid van de gezworen gemeente van Campen, scholtus van Ysselmuyden, oorkondt, dat voor hem en Jan Bijsterbos en Egbert Dikkingh, keurnoten, Willem Frederik van Knuth, oud-burgemeester van Campen, en M. A. J. Sloet, echtelieden, verkocht hebben aan de stads geestelijkheid, een stuk weiland, geheten Kleyne Meermate, gelegen aan de zuidzijde van de trekvaart bij de Oosterholtse brug, belend ten O. de weduwe J. Verhagen, ten W. W. J. Riesveld, ten Z. een kamp van het geestelijk erve dat Henrick Gerritsz. bemeiert, ten N. de weg langs de trekvaart. i
562 Johannes, abbas monasterii beate Marie Virginis in Dickeninghe, geeft vidimus van de acte van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Skanor van 28 juni 1341 (reg. nr. 50). i
Regestenlijst van charters
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden

Kenmerken

Datering:
1251 - 1813
Omvang:
120 m.
Openbaarheid:
Ja.
Categorie:
laatste wijziging 15-08-2018
3.706 beschreven archiefstukken
1.222 gedigitaliseerd
totaal 13.576 bestanden