Het college van de z.g. Smalle Verdeling vindt zijn ontstaan in de behoefte van de eigenaren van de gronden in het Kwartier Vollenhove aan onderlinge beveiliging tegen overstroming van hun bezit. Oorspronkelijk is er sprake van een slaperdijk om deze landen. Het onderhoud van de slaperdijken was voor rekening van de eigenaren van de aan zee gelegen districten. De schouw hierover werd verricht door gecommitteerden uit de geestelijkheid van de stad Vollenhove en de drost van Vollenhove. Deze instantie ontwikkelde zich tot het college van de Hoge Dijkschouw, dat handelde namens de provincie Overijssel. In verband met het vergraven van veengronden waren hogere dijken nodig. Het onderhoud van deze grotere of zeewaardige dijken werd verdeeld over de eigenaren van landerijen of vaste goederen in deze polder gelegen. De stad Vollenhove voerde de directie en het toezicht hierover. In de 14e eeuw trok de Ridderschap deze directie tot zich. Een jaarlijkse belasting of verponding werd ingevoerd, waaruit bij voorkomende schade de kosten werden bestreden. Hierdoor ontstond de naam smaldeling of smalle verdeling. Het college van de Smalle Verdeling had tot taak toezicht te houden op de zeewerken ter beveiliging van de polder en beheerde het fonds. Het bestuur werd sindsdien gevormd door gedelegeerden van de Ridderschap en 3 gedelegeerden van de geestelijkheid van Kampen, die in dit kwartier geërfd was. Sedert 8 september 1796 was het bestuur samengesteld uit 3 gedeputeerden van Kampen en uit gecommitteerden uit de districten van het kwartier Vollenhove.
De alhier beschreven archivalia van de Smalle Verdeling vormen slechts de administratie van de gedelegeerden van Kampen